Een universiteit is niet alleen breinwerk

Albert en Violetta
Albert Roona en Violeta Miteva

Voorbij de hoofdingang van het Academiegebouw aan de linkerkant hangt de wand van kamer 1636 vol met portretten van 100 vrouwelijke professoren aan de Universiteit Utrecht. In de tweede kolom, derde rij is Berteke Waaldijk, geleerde in geschiedenis en genderstudies. Ze heeft geen spijt van haar deelname, maar gelooft dat er andere manieren zijn om gender zichtbaar te maken op de universiteit dan de aandacht te richten op de ‘lone wolves’ die het hebben gehaald. “Laat de mensen zien die achter de schermen werken. Tenslotte bestaat een universiteit niet alleen uit professoren en studenten, maar ook uit schoonmaakmedewerkers, technici, facilitair managers en administratief personeel.”

We ontmoeten Berteke Waaldijk in kamer 1636 van het Academiegebouw, een verwijzing naar het jaar waarin de Universiteit Utrecht is gesticht. Ze is er al vaak eerder geweest, om recepties van afstudeerceremonies, promoties of afscheidsredes bij te wonen. Haar eigen afscheid zal plaatsvinden in september 2024, wat een perfecte kans biedt om terug te blikken op de geschiedenis van genderstudies in Utrecht, haar ervaringen met gendergelijkheid en haar gedachten over wat een universiteit inclusief maakt.

Eerste historicus die les geeft in vrouwengeschiedenis

Na haar afstuderen in geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen nam Berteke een parttime baan als invallerares aan in het departement Geschiedenis. Op verzoek van haar studenten gaf ze les in vrouwengeschiedenis tot de Universiteit Utrecht het eerste vrije kunstenprogramma in Nederland begon, en haar een positie aanbood om het te ontwikkelen. “Ik werd de enige historicus in Nederland die ooit lesgaf aan de universiteit in vrouwengeschiedenis/vrouwenstudies [later hernoemd tot genderstudies, red.],” herinnert ze zich. “Met dit nieuwe onderzoeksgebied voelde ik me intellectueel thuis.”

Het succes van het onderwijsprogramma leidde ertoe dat de universiteit Berteke voordroeg als directeur ervan. Tijdens het papierwerk vroeg ze naar kinderdagverblijven voor haar tweejarige zoon. “Een lid van de Directie Human Resources zei: ‘Oh, u heeft een kind? Dat had u ons niet verteld. Kunt u niet beter heroverwegen naar deze baan te solliciteren?’,” vertelt Berteke. “‘Nee, dat is niet nodig,’ zei ik. ‘Ik neem de baan.’ Eind van het telefoongesprek. Ik gaf een feest. Mijn partner en ik begonnen met zoeken naar een huurhuis in Utrecht. Ik kon niet gelukkiger zijn.”

Een week later belde de voorzitter van de Commissie, met de vraag of ze wilde beslissen. “We wachten op uw beslissing.” Tot haar verbazing had Human Resources de commissie verteld dat de kandidaat tijd nodig had om het te heroverwegen. “Vreselijk, nietwaar?,” zegt ze met een halve glimlach.

Instrumenten van verandering

Het was 1985, en sindsdien is er veel veranderd. Maar deze herinnering brengt Berteke tot een belangrijke realisatie. “Medewerkers van de Directie Human Resources zijn net zo cruciaal voor het mogelijk maken van wetenschappelijke en academische innovatie,” zegt ze. “Het was het personeel van Human Resources aan de Universiteit Utrecht die later opkwamen voor vrouwen die hun carrière in de academische wereld begonnen. We kregen geweldige trainingskansen. Ik kreeg een managementtrainingscursus die me echt hielp met het zakelijk taalgebruik,” herinnert ze zich.

“De innovatie van genderstudies, bijvoorbeeld, kwam door het toenemende aantal wetenschappers die zich identificeerden als vrouw, of als feminist. Maar het kwam ook van mensen die de instelling runnen, die misschien niet ‘Ik ben een feminist’ van de daken hebben geschreeuwd, maar de structuren hebben gecreëerd voor deze radicale buitenstaanders om hun eisen voor innovatie bekend te maken en te beginnen met wat we nu kennen als Genderstudies.” 

Op veel manieren, voegt Berteke toe, is het respecteren van mensen met diverse perspectieven de core business van academisch werk. “Ik zeg altijd tegen mijn undergraduate studenten: je bouwt kennis op door te relateren aan wat eerder is gedaan of gezegd. Realiseer je dat je op de schouders van reuzen staat, en dat betekent: naamsvermelding, naamsvermelding, en naamsvermelding. En dat is een teken van respect.”

Maar als geleerd respect voor wat eerder kwam cruciaal is, hoe gaat ze dan om met onderzoek dat vrouwen uitwist of de ervaringen van vrouwen onzichtbaar maakte? “Zelfs als ik iemand moet noemen die de geschiedenis van Nederland in de 19de eeuw heeft bestudeerd en geen aandacht heeft besteed aan de strijd van vrouwen om te mogen stemmen, kan ik zelf zeer geïrriteerd raken, maar ik moet nog steeds respect tonen voor dat onderzoek en er mee omgaan,” legt Berteke uit. “Ik zou erop wijzen dat het die verhalen uitsluit of beargumenteren hoe het uitgebreid zou moeten worden. Ik denk dat geleerdheid zo wordt verrijkt.”

Het onzichtbare zichtbaar maken

Het verleden van de universiteit, net als onderzoek, zit vol met ongehoorde stemmen. Voor Berteke, om het verleden kritisch te benaderen, is het essentieel om onzichtbare bijdragen voor het voetlicht te brengen. “Geef zichtbaarheid aan de mensen die de universiteit mogelijk maken,” beweert ze. “Het vereist niet alleen hersenwerk. Een universiteit bestaat niet alleen uit professoren en studenten, maar ook uit schoonmaakmedewerkers, facilitair managers en administratief personeel.”

Volgens Berteke is het highlighten van de vaak over het hoofd geziene bijdragen van zij die de dagelijkse bedrijfsvoering van de universiteit draaiende houden een kwestie van respect, net als het noemen van anderen. “De effecten van mensen uitsluiten zijn niet alleen negatief voor zij die worden buitengesloten maar ook voor zij die binnen zitten. Iedereen heeft een verantwoordelijkheid. De universiteit is geen bedrijf of land, maar een gemeenschap van mensen, waarin iedereen een rol speelt.”