Draagt voorschoolse educatie bij aan kansengelijkheid?

Sociale ongelijkheid in de ontwikkeling van kinderen manifesteert zich al op jonge leeftijd, ruim voor de deelname aan het primair onderwijs. Door peuters met een risico op een onderwijsachterstand beter op de basisschool voor te bereiden, kan voorschoolse educatie een belangrijke rol spelen bij het creëren van meer kansengelijkheid.

Het EVENING onderzoek evalueert twee landelijke beleidsmaatregelen in de voorschoolse educatie:
 

  1.  Sinds 1 augustus 2020 zijn gemeenten verplicht om kinderen met een VVE-indicatie 960 uur voorschoolse educatie te bieden tussen de leeftijd van 2,5 en 4 jaar. In de praktijk komt dit vaak neer op 16 uur per week tijdens de schoolweken. Dit is een toename van 60 procent: voor augustus 2020 was een aanbod van 600 uur (10 uur per week) verplicht.
  2. Sinds 1 januari 2022 geldt een landelijke norm voor de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers in de voorschoolse educatie. De norm betreft een minimum aantal uren per jaar, dat bepaald wordt door het aantal doelgroeppeuters per kindcentrum te vermenigvuldigen met 10.

De resultaten van het EVENING project tonen aan dat de twee beleidsmaatregelen de ontwikkeling van doelgroeppeuters positief hebben beïnvloed en daarmee de kansengelijkheid hebben vergroot. De bevindingen laten zien dat de uitbreiding van het aantal uren voorschoolse educatie en de versterking van de kwaliteit door inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers effectieve beleidsmaatregelen zijn. 

EVENING staat voor Effectstudie Voorschoolse Educatie: een natuurlijk experiment in Nederlandse gemeenten. Het woord ‘evening’ (een vorm van “to even”) verwijst naar het belangrijke doel van voorschoolse educatie: het vergroten van kansengelijkheid. Het onderzoek is in april 2019 gestart en loopt tot en met 2026. Het maakt deel uit van een breed monitorings- en beleidsevaluatieprogramma opgesteld door het ministerie van OCW en wordt uitgevoerd door een multidisciplinair onderzoeksteam van de Universiteit Utrecht en Sardes.