Richtlijn inclusief taalgebruik

Bij de Universiteit Utrecht streven we naar een inclusieve en veilige omgeving voor iedereen. Taal speelt daarin een grote rol: de woorden die we kiezen, bepalen wie zich wel of niet gezien voelt. Daarom bieden we richtlijnen voor inclusief taalgebruik, zodat we bewust omgaan met gender, afkomst, diversiteit en toegankelijkheid. Deze pagina helpt je om taal te gebruiken die gelijkwaardigheid bevordert en niemand onbedoeld uitsluit. Zo creëren we samen een universiteit waar iedereen zich welkom voelt.

Benadruk gelijkwaardigheid

Gelijkwaardigheid betekent dat we ieder mens benaderen op een manier die aansluit bij hun unieke wensen en behoeften, met aandacht voor hun identiteit en achtergrond (Codedi).Taal onthult vaak een onbewust of onbedoeld oordeel van de auteur of spreker. Bijvoorbeeld in de boodschap, vergelijkingen of specifieke woorden. Zoek naar taal die gelijkwaardigheid bevordert in plaats van tegenstellingen vergroot of stereotypen in stand houdt.

Let op aannames die de norm in stand houden 
  • ‘Volgens het onderzoek is de dagelijkse calorie-inname voor een volwassene 2500 kcal.’ Deze voorbeeldzin gaat uit van de man, zonder dat te benoemen. Hierdoor is onduidelijk dat voor vrouwen een andere aanbeveling geldt. Alternatief: ‘Volgens het onderzoek is de dagelijkse calorie-inname voor een volwassen man 2500 kcal, voor vrouwen is dat 2000 kcal.’
  • ‘Zij is gewoon hetero.’ Door het woord ‘gewoon’ lijkt het alsof heteroseksualiteit de norm is, hiermee sluit je verschillende seksuele oriëntaties uit. Alternatief: ‘Zij is hetero’.
  • ‘Het team zoekt niet-witte collega’s.’ Beschrijf mensen niet op basis van wat ze niet zijn. Alternatief: ‘Het team zoekt collega’s van verschillende culturele en/of etnische achtergronden, om zo de diverse samenleving te weerspiegelen en onze perspectieven te verbreden.’
Let op woorden die iets zeggen over wie er wel en niet bij hoort
  • ‘Wij verwelkomen vluchtelingenstudenten en reguliere studenten.’ In deze voorbeeldzin ontstaat een hiërarchie door het onderscheid tussen verschillende soorten studenten. Alternatief: ‘Wij verwelkomen studenten met verschillende soorten achtergronden.’
Maak vergelijkingen tussen mensen of groepen parallel

Zorg ervoor dat beide groepen op een gelijkwaardige manier worden gepresenteerd.

  • ‘Er is veel ongelijkheid tussen blanke en zwarte mensen.’ ‘Blank’ verwijst oorspronkelijk naar iemand die rein en puur is. ‘Wit’ is in dit geval een neutraler alternatief: ‘Er is veel ongelijkheid tussen witte en zwarte mensen.
  • 'We willen de kloof tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden verkleinen.’ Hoog en laag suggereren een rangorde: hoog is ‘beter’, laag is ‘minder’. Het legt nadruk op waarde of status, niet op het soort opleiding. Een alternatief: ‘We willen de kloof tussen theoretisch en praktisch opgeleide mensen verkleinen.’

Let op associaties die negatieve denkbeelden over mensen bevestigen of versterken
  • ‘De opkomst van terrorisme: moslimjongeren aan het woord.’ De link tussen terrorisme en moslims versterkt schadelijke stereotypen. Alternatief: ‘De opkomst van terrorisme: jongeren aan het woord.’
Zeg wat je bedoelt en gebruik geen beperkingen of ziektes als belediging
  • ‘Ik pak dit even op mijn autistische manier aan’ of ‘Dit moet wel even volgens mijn autistische brein’ In deze voorbeeldzinnen doet iemand (negatieve) aannames over autisme Zeg wat je bedoelt, zonder autisme te benoemen. . Alternatief: ‘Dit pak ik graag op een gestructureerde manier aan’.

  • ‘Welke idioot heeft dit besluit genomen?’ hier wordt als krachtterm een ouderwetse term gebruikt om mensen met een verstandelijke beperking mee aan te duiden. Dat is validistisch en onnodig. Alternatief: ‘Wie heeft dit slechte besluit genomen?’ of ‘Wat waren de overwegingen achter dit besluit?’.

Stel jezelf de volgende vragen:
  • Van welke norm ga ik uit? Op welke manier kan ik dat uitleggen of tegengaan?  
  • Doe ik aannames die ongelijkheid versterken of in stand houden?
  • Maak ik (impliciet) onderscheid tussen mensen en hun waarde (bijvoorbeeld sterker, zwakker, slimmer of competenter)?

Gebruik genderbewuste taal

Genderbewuste taal is taalgebruik waarin iedereen zich kan herkennen, ongeacht gender of sekse. Het voorkomt dat één gender als norm wordt neergezet en vermijdt woorden die discriminerend of bevooroordeeld kunnen overkomen (Taalunie).

Beroepsnamen

In de Nederlandse grammatica delen we woorden in als mannelijk, vrouwelijk of neutraal. Deze categorieën bepalen het lidwoord, maar zeggen tegenwoordig weinig over wie bedoeld wordt. 

Daarom
  • Wij gebruiken daarom beroepsnamen die voor elke genderidentiteit passend zijn: hoogleraar, student, professor en niet directrice of lerares. Let op: we kiezen hierbij dus voor de mannelijke vorm als de ‘neutrale vorm’; dat kan ook nadelen hebben.
  • Vervang woorden als ‘mankracht’ met ‘menskracht’, en ‘brandweerman’ met ‘brandweerkracht/-medewerker’

    Uitzonderingen

    Soms wil je juist een bepaalde genderidentiteit benadrukken in je tekst, of hanteert een persoon zelf liever een andere term. 

    Bijvoorbeeld:
    • Je schrijft een historisch artikel. De vrouw die je interviewt geeft zelf de voorkeur aan ‘historica’ in plaats van ‘historicus’.

    • Je schrijft een tekst over vrouwen in de schilderkunst. De positie van vrouwen is kenmerkend voor je artikel, daarom kies je op verzoek van de geïnterviewde voor verschillende termen zoals ‘vrouwelijke kunstenaar’ en ‘kunstenares’ in plaats van alleen ‘kunstenaar’.

    Gendergelijkheid bevorderen

    Onbewust denken mensen vaak nog aan een specifiek gender bij bepaalde woorden. Daarom bevorderen we gendergelijkheid ook met andere aandachtspunten in onze taal.

    Verwijs naar een algemene groep mensen met een algemene term. Bijvoorbeeld diegene, de student, jou, in plaats van hij.
    • ‘De student kan zich hier inschrijven’ in plaats van ‘Hij kan zich hier inschrijven’
    Verwijs naar een algemene groep mensen met het meervoud:
    • 'De studenten kunnen zich hier inschrijven’ in plaats van ‘Hij kan zich hier inschrijven’
    Wissel bij opsommingen de gebruikelijke volgorde af en benoem mannen als laatst:
    • ‘Vrouwen en mannen’ in plaats van ‘mannen en vrouwen’

    • ‘Wij zoeken een directeur (x/v/m)’ in plaats van ‘wij zoeken een directeur (m/v/x)’. Hierbij verwijst de X naar non-binaire personen, de V naar vrouwen en de M naar mannen.

    Duid in de toelichting om welke genderidentiteit het gaat. Bijvoorbeeld door een naam en voornaamwoord te gebruiken.
    • ‘De hoogleraar aan het woord, Marian van Hout (zij/haar) vertelt.’
    Spreek iedereen aan en vermijd woorden die mensen uitsluiten:
    • ‘Beste mensen/collega’s’ in plaats van ‘beste dames en heren’. Zo spreek je ook mensen die bijvoorbeeld non-binair zijn aan.

    • ‘Ouders/verzorgers’ in plaats van ‘vaders en moeders’. Zo spreek je ook mensen aan die bijvoorbeeld pleegouder zijn of zich niet herkennen in de term vader of moeder.

    Beschrijf in vacatures competenties als actie, in plaats van eigenschap. Zo voorkom je associaties met specifiek mannen of vrouwen.

    Meer hierover vind je op

    • ‘Je bent resultaatgericht’ is beschreven als een competentie. Deze competentie wordt vaak geassocieerd met mannen, waardoor je minder vrouwen aanspreekt. Alternatief: ‘Je werkt graag met doelen’.

    Voornaamwoorden 

    Als je over een persoon schrijft of praat verwijs je regelmatig naar diegene met bijvoorbeeld zij, hij, hen of hun. Voorkom aannames over iemands genderidentiteit. Vraag welke voornaamwoorden (verwijswoorden) de persoon gebruikt, en of diegene deze in de tekst wil hebben. Ga naar voor een uitgebreide uitleg over het gebruik van voornaamwoorden, of

    Tip:

    Stel jezelf de volgende vragen:
    • Gebruik ik termen die slechts één genderidentiteit aanspreken/benoemen?
    • Wat kan ik in mijn tekst aanpassen om gendergelijkheid te bevorderen?
    • Weet ik welke voornaamwoorden deze persoon gebruikt, of doe ik een aanname?

    Ga uit van iemands positie en gebruik geen onnodige kenmerken

    Een persoon is meer dan bijvoorbeeld diens kleur of geloofsovertuiging. Beschrijf identiteitskenmerken dus alleen als die relevant zijn.

    ‘De Syrische onderzoeker’ of ‘de homoseksuele student’. Is het voor de context relevant dat de onderzoeker Syrisch is of dat de student homoseksueel is? Zo niet, dan volstaat ‘de onderzoeker’ en ‘de student’.

    Gebruik daarbij liever een beschrijving en geen zelfstandig naamwoord. Hiermee leg je de nadruk op een positie of gebeurtenis als onderdeel van iemands identiteit, niet als diens volledige identiteit.
    • ‘mensen in armoede’ in plaats van ‘arme mensen’

    • ‘mensen op de vlucht’ in plaats van ‘vluchtelingen’

    • ‘mensen met dementie’ in plaats van ‘dementen’

    • ‘mensen met diabetes’ in plaats van ‘diabetici’

    • ‘mensen met een transitieverleden’ in plaats van ‘transgenders’ of ‘lhbtiq+ studenten/personen’ in plaats van ‘lhbtiq+’ers’

    • ‘mensen met ADHD’ in plaats van ‘ADHD’ers’

    Let op:
    • Identity-first taal benadrukt dat een eigenschap, zoals autisme of biseksualiteit, een essentieel onderdeel is van iemands identiteit. Bijvoorbeeld, ‘autistisch’ of ‘biseksueel.’ Dit staat in contrast met person-first taal, waarbij de eigenschap wordt losgekoppeld van de persoon. Hierbij wordt de eigenschap vaak gezien los van de identiteit van de persoon. Voorbeelden hiervan zijn ‘persoon met autisme’ of ‘vrouw die biseksueel is.’
    • Bij neurodivergentie of psychische kwetsbaarheid geven veel mensen de voorkeur aan identity-first taal in plaats van person-first taal, zoals ‘autistisch’ in plaats van ‘persoon met autisme’ of ‘autist’.
    • Het kiezen tussen person-first taal en identity-first taal hangt af van de voorkeuren van de individuen of gemeenschappen waarnaar je verwijst. Respecteer ieders voorkeur en vraag deze na als het niet duidelijk is.
    Stel jezelf de volgende vragen:
    • Zou ik dit kenmerk ook gebruiken bij andere personen?
    • Gebruik ik geen negatieve zelfstandige naamwoorden om de persoon of groep te beschrijven?

    Betrek relevante personen

    Deze richtlijnen voor inclusief taalgebruik gaan uit van de UU als organisatie. Niet iedereen zal zich hierin kunnen vinden. Schrijf je een tekst over een student, collega of partner? Vraag dan na welke termen diegene zelf graag hanteert. Dat kan afwijken van deze richtlijnen.

    Overweeg om in de tekst te duiden dat de termen zijn afgestemd met de persoon voor de betreffende tekst.

    ‘In deze tekst gebruikt de onderzoeker de term (…). Hiermee bedoelen we (…).’

    Dit geldt ook voor onderwerpen waar je zelf weinig kennis van hebt. Bekijk bijvoorbeeld welke termen belangenorganisaties hanteren. We hanteren hier het uitgangspunt van de gehandicaptenbeweging: ‘Niets Over Ons Zonder Ons’. Of laat iemand met kennis van verschillende EDI-onderwerpen meelezen. Neem contact op via EDI@UU.nl.

    Dit geldt ook voor onderwerpen waar je zelf weinig kennis van hebt. Bekijk bijvoorbeeld welke termen belangenorganisaties hanteren. Of laat iemand met kennis van verschillende EDI-onderwerpen meelezen. Neem contact op via EDI.office@UU.nl.

    Aandachtspunten

    Inclusief taalgebruik hangt nauw samen met kennis over verschillende thema’s. Wil je hier meer over leren? Verdiep je dan in onderwerpen zoals kolonialisme, validisme, genderidentiteit en seksuele oriëntatie. Hier zijn enkele punten om rekening mee te houden:

    Opleidingsverschillen: maak in je taal geen onderscheid tussen de waarden van een opleiding.
    • ‘wo-student en mbo-student’ in plaats van ‘wo-student en mbo-scholier’
    Gender en seksuele oriëntatie
    • Wie je bent (genderidentiteit) is niet per se hetzelfde als je geslacht en zegt ook niks over tot wie je je aangetrokken voelt (seksuele oriëntatie). Lees meer over taal via
    Veel schrijvers, ook degenen die expliciet bezig zijn met inclusieve taal, zijn zich nog niet of nauwelijks bewust van validisme.
    • Zie ook
    Toegankelijkheid
    • Toegankelijkheid: leg uitdagingen of problemen bij de maatschappij, niet bij een persoon. Vermeld bijvoorbeeld altijd gedetailleerde informatie over de toegankelijkheid van een bijeenkomst of een ruimte. Hier vind je de toegankelijkheidsinformatie van de campusgebouwen.
    • ‘Er is een 12 centimeter hoge drempel bij de voordeur’ in plaats van ‘Mensen met een fysieke beperking kunnen niet deelnemen’.
    · De term 'blank' betekent 'blanco, neutraal, zuiver, rein'.

    Er is niks mis met het woord 'blank' als je het hebt over kleurloze lak, of een blanco papier of blanco strafblad (schone lei). Het werd in het verleden ook gebruikt om de huidskleur te beschrijven van witte mensen. Zo wordt het woord door onder andere de grote Nederlandstalige media niet langer gebruikt: het suggereert dat witte mensen een 'blanco' uitgangspunt hebben, een niet-gekleurde ervaring, een neutraal standpunt. Dat klopt niet: elke ervaring is subjectief. Wit is ook een kleur; vandaar dat in dit verband over een 'witte huidskleur' spreekt.

    Etnische en culturele diversiteit
    • Maak geen onderscheid op basis van kleur, religie of land van herkomst. Is dat voor je tekst toch relevant? Let dan goed op punt 1 en 3 van de richtlijnen. Gaat het over huidskleur? Of over waar iemand geboren is? Of in welke cultuur iemand is opgegroeid? Wees dus zo specifiek mogelijk. Lees je ook in over de manier waarop het kolonialisme nog in taal voorkomt via bijvoorbeeld dit artikel van
    Wees dus zo specifiek mogelijk.
    • ‘Het artikel gaat over migranten en Nederlanders.’ In dit voorbeeld wordt onderscheid gemaakt tussen twee ‘soorten’ Nederlanders. Ook is niet duidelijk wie de auteur met migranten bedoelt. Het alternatief hangt af van de context. Bijvoorbeeld: ‘Het artikel gaat over Nederlanders die geboren zijn in Turkije’ of ‘Het artikel gaat over Nederlanders met een migratieachtergrond, hiermee bedoelen we (…).’ Of ‘Uit het artikel blijkt dat Nederlanders van kleur vaker te maken krijgen met discriminatie dan witte Nederlanders.’
    • Lees je ook in over de manier waarop het kolonialisme nog in taal voorkomt via bijvoorbeeld .  

     We zullen deze pagina regelmatig updaten. Neem voor vragen of suggesties contact op via EDI.office@uu.nl

    Meer weten

    Interesse in verdieping over inclusief taalgebruik? Vraag EDI.office@uu.nl naar de mogelijkheden of bezoek een van deze bronnen.

    • ‘ De Reactor, 26 maart 2024
    • (Jopie Louwe Kooijmans, 19 jan. 2022)
    • ·
    • (boek), Anaïs Van Ertvelde, 2024
    • (Marijk Jansen, 26 juni 2023)
    • (Marijk Jansen, 28 december 2023·
    • ‘’, (British Council, 2025).