Harold Bok pleit voor postacademisch vervolgtraject voor jonge dierenartsen

In zijn oratie hield prof. dr. Harold Bok een vurig pleidooi voor de invoering van een formeel postacademisch vervolgtraject voor alle jonge dierenartsen. Huisartsen krijgen dat ook na hun basisopleiding. Dierenartsen worden echter na afstuderen vaak snel en volledig verantwoordelijk voor complexe diergeneeskundige zorg – en dan niet voor één diersoort maar een hele reeks. Dat moet anders, vindt Bok. Het idee dat je in zes jaar een ‘algemeen bevoegd dierenarts’ kunt opleiden, moet op de helling.

Harold Bok, hoogleraar Veterinair Onderwijs én vice-decaan onderwijs van de Faculteit Diergeneeskunde

Harold Bok is hoogleraar Veterinair Onderwijs én vice-decaan onderwijs van de faculteit Diergeneeskunde. Hij putte in zijn rede ‘Samen Leren Opleiden – Naar een nieuw veterinair opleidingscontinuüm’ regelmatig uit zijn eigen ervaringen als jonge dierenarts. Slechts enkele weken na zijn afstuderen kreeg hij de leiding over een dependance van een dierenartsenpraktijk. “Ik voelde me meer copiloot dan gezagvoerder,” aldus Bok, “maar plots stond ik er alleen voor. Het is enkel dankzij de steun van een ervaren paraveterinair dat ik niet ben neergestort.”

Deze persoonlijke anekdote illustreert de kern van zijn boodschap: de overgang van opleiding naar praktijk verloopt te abrupt en brengt risico’s met zich mee voor zowel de jonge dierenarts als de dieren die zorg nodig hebben.

Groot verschil met humane geneeskunde

Waar huisartsen-in-opleiding na hun zesjarige basisopleiding nog drie jaar onder begeleiding verder leren, starten dierenartsen direct als volledig bevoegd collega in de eerstelijnspraktijk. “Dat leidt tot onzekerheid bij afgestudeerden, variërende kwaliteit van begeleiding op de werkplek en een zorgwekkend hoog uitvalpercentage,” stelde Bok. Onderzoek toont aan dat één op de zes dierenartsen de eerste vijf jaar na afstuderen de praktijk verlaat – aanzienlijk meer dan onder huisartsen (één op de twintig). Wél veel geld investeren in een zesjarige opleiding van dierenartsen, maar niet in een goed vervolg is volgens Bok ‘penny wise, pound foolish’, zeker gezien het tekort aan dierenartsen.

Een nieuw opleidingscontinuüm

Bok pleit daarom voor een gestructureerd postacademisch traject van maximaal drie jaar. In dit traject, naar analogie van de opleiding tot huisarts, werken dierenartsen-in-opleiding (DIO’s) in de praktijk onder supervisie van ervaren collega’s en krijgen zij regelmatig terugkomdagen op de faculteit. Daar staat reflectie, intervisie en verdieping centraal. “Zo creëren we een netwerk van jonge dierenartsen die samen leren en zich ontwikkelen tot veerkrachtige professionals,” aldus Bok.

Een belangrijke vraag is natuurlijk hoe een dergelijk traject gefinancierd kan worden. Bok wijst op de bestaande structuur binnen de huisartsgeneeskunde, waar artsen in opleiding in dienst zijn van de Stichting Beroepsopleiding Huisartsen (SBOH). Een vergelijkbaar model zou volgens hem ook in de diergeneeskunde kunnen functioneren, waarbij overheid, faculteit en de veterinaire sector gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor de bekostiging en organisatie. “Juist in deze tijd van schaarse publieke middelen is het essentieel om effectief en efficiënt te investeren in het opleiden van dierenartsen. Een goed ingericht postacademisch traject levert niet alleen betere dierenartsen op, maar ook meer duurzame inzetbaarheid en een hoger maatschappelijk rendement,” aldus Bok.

Meer verantwoordelijkheid nemen voor kwaliteit

Een bijkomend voordeel van een postacademisch vervolgtraject, is volgens Bok dat het ruimte biedt voor een meer uitgebalanceerd veterinair onderwijscontinuüm. Volgens hem staat de huidige zesjarige opleiding onder druk door de gigantische hoeveelheid kennis en vaardigheden die studenten zich moeten eigen maken om direct volledig bevoegd te zijn. Dit leidt tot overvolle programma’s en een cultuur waarin toetsing en meetbaarheid - ondanks een groot aantal doorgevoerde verbeteringen en goede wil - nog te vaak centraal staan. Bok wil naar een verantwoordingscultuur waarin nog meer aandacht is voor de ontwikkeling van studenten als persoon en professional. “Niet alles wat nodig is om een goede dierenarts te worden, is meetbaar,” benadrukt hij. Vaardigheden zoals empathisch communiceren met diereigenaren of samenwerken in een team zijn minstens zo cruciaal, maar laten zich moeilijk in tentamens vangen. Een nieuw opleidingscontinuüm, waarin de eerste praktijkjaren formeel worden opgenomen, creëert volgens Bok de broodnodige ruimte.

Politieke en sectorale samenwerking nodig

Om de gewenste hervormingen mogelijk te maken is samenwerking tussen overheid, universiteit en de veterinaire sector cruciaal. Bok wil dit gesprek opstarten en organiseert daartoe onder meer samen met internationale partners in november het eerste congres over postacademisch veterinair onderwijs in Londen.