Scoringsformulier kortsnuitige honden
Handhavingscriteria
Het fokken van gezelschapsdieren is gebonden aan wet- en regelgeving om de gezondheid en het welzijn van dieren te beschermen. Kortsnuitigheid (brachycefalie) en fokken met kortsnuitige honden veroorzaakt vaak ernstige gezondheidsproblemen. Om dit probleem aan te pakken ontwikkelde het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde, in opdracht van het toenmalige ministerie van LNV (Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid), zes criteria waaraan een hond minimaal moet voldoen om het risico op aan brachycefaliegerelateerde aandoeningen bij de nakomelingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Rapport Fokken met kortsnuitige honden
In het rapport staan zes criteria waaraan een hond minimaal moet voldoen om als fokdier te mogen dienen ten behoeve van een gezonde schedelconformatie voor de nakomelingen:
Geen bijgeluiden bij de ademhaling in rust
Voldoende grote neusopeningen
Een craniofaciale ratio van minimaal 0,3 (verhouding tussen neuslengte en schedellengte)
Geen neusplooi
Beperkte zichtbaarheid van het oogwit
Het volledig kunnen sluiten van de ogen
Interactief scoringsformulier
In PetScan vindt u een interactief scoringsformulier (pdf) dat u helpt bij het beoordelen van de criteria voor kortsnuitige honden. Het formulier opent in een pop-upvenster en kan worden opgeslagen of uitgeprint als PDF. Na ondertekening kan het dienen als dierenartsenverklaring om mee te geven aan de eigenaar.
Het formulier is te vinden onder het drop-down-menu 'Formulieren’ in PetScan. Maakt uw praktijk nog geen gebruik van PetScan en heeft u wel belangstelling? Meld u kostenloos aan voor PetScan.
Hoe beoordeelt u de hond?
U beoordeelt de hond op de zes criteria. Korte instructies hiervoor staan in het scoringsformulier. In het instructiefilmpje en het rapport vindt u aanvullende informatie. De craniofaciale ratio als maat voor de ernst van de brachycefalie (neuslengte gedeeld door de schedellengte), wordt automatisch berekend.
Hoe interpreteert u de uitslag?
Groen: op basis van deze criteria is het risico voor het doorgeven van ernstige schedel- en snuitafwijkingen het kleinst.
Oranje: de dierenarts kan vanuit zijn adviserende rol en op basis van andere eigenschappen en kenmerken van de hond aanbevelen om deze wel of niet in te zetten voor de fok.
Rood: dit duidt op een te hoog risico op het doorgeven van ernstige schedel- en snuitafwijkingen aan nakomelingen. Fokken met een hond met code rood is in strijd met artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. De dierenarts dient fokken met deze hond af te raden. De fokker zal dit advies moeten naleven. Bij niet naleven overtreedt de fokker artikel 3.4.
Vragen
Heeft u nog vragen? Kijk op pagina's met Instructievideos, Veelgestelde vragen of neem contact met ons op via gezondgefokt@uu.nl.
Verder lezen: