Hoe nieuwe technologieën deliberatieve democratie blijven veranderen
De belangstelling voor wat er allemaal kan met kunstmatige intelligentie groeit. Ook bij de overheid. Steeds vaker worden AI-toepassingen ingezet om processen te stroomlijnen en burgers beter te bedienen. Wat betekent dit voor de toekomst van onze parlementaire democratie? In zijn promotieonderzoek gaat Jasper Kars zich de komende jaren richten op het samenspel tussen AI en democratie. In deel 2: hoe beïnvloeden recente technologieën de deliberatieve democratie – een vorm waarin het publieke debat, dialoog en het gezamenlijk wegen van argumenten centraal staan.
Democratie en technologie zijn sinds het ontstaan van deze staatsvorm nauw met elkaar verweven. Bij de opkomst van nieuwe technologie rijst telkens de vraag: ontstaan er mogelijkheden om het democratische debat te versterken en meer burgers te betrekken? Of ondergraven technologieën juist het fundamentele idee dat burgers vrijelijk argumenten moeten kunnen uitwisselen?
In deze blog sta ik stil bij de manier waarop recente technologieën de deliberatieve democratie beïnvloeden – een vorm waarin het publieke debat, dialoog en het gezamenlijk wegen van argumenten centraal staan. Vervolgens bekijk ik deze ontwikkelingen in het licht van een technologie die het debat razendsnel verandert: artificiële intelligentie (AI).
De rol van technologie in wie mag meepraten
Al in de geboorteplaats van de democratie, de Griekse polis, speelde technologie een rol in wie mocht deelnemen aan besluitvorming. Zo bepaalde een kleroterion – een soort antieke lotingsmachine – bijvoorbeeld welke vrije mannen publieke ambten mochten bekleden.
Ook vandaag zijn technologieën bepalend voor de manier waarop publieke debatten worden vormgegeven. Zeker in een deliberatieve democratie, waarin communicatie centraal staat, beïnvloeden ontwerp, beheer en regulering van technologieën de toegankelijkheid en kwaliteit van het democratisch debat.
Denk alleen al aan de manier waarop platforms als X ons in staat stellen om online discussies te voeren met slechts een beperkt aantal tekens. Of aan hoe de algoritmes van Meta bepalen welke Facebook-reacties je eerder te zien krijgt dan andere. In al deze processen speelt AI-technologie al langere tijd een cruciale rol. En tegenwoordig kunnen we met behulp van AI ook razendsnel onze ‘eigen’ mening genereren. Kijk bijvoorbeeld naar het grote aantal LinkedIn-berichten dat steeds meer op elkaar begint te lijken. Ook dat beïnvloedt ons (democratisch) debat. Over de kansen en risico’s van AI later in deze blog meer – maar eerst terug naar het publieke debat, en wat we van het verleden kunnen leren om discussies over én met AI beter te begrijpen.
Het publieke gesprek als democratisch fundament
In tegenstelling tot de representatieve democratie – waarin gekozen volksvertegenwoordigers namens burgers besturen of het bestuur controleren – draait het in de deliberatieve democratie juist om het publieke gesprek zelf, als essentieel onderdeel van de besluitvorming.
De Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas beschreef hoe deze vorm gestalte kreeg in de koffiehuizen van steden als Wenen en Parijs: plekken waar burgers vrij in debat konden gaan en rationele argumenten uitwisselden. Daar heerste het ideaal van communicatieve rationaliteit: ondanks uiteenlopende belangen streven naar wederzijds begrip en consensus.
Deliberatieve democratie vindt uiteraard niet alleen plaats in koffiehuizen. Denk aan burgerfora zoals het Belgische panel over AI in 2024 of de sessies van de gemeente Amsterdam over haar AI-visie.
Hoewel critici wijzen op het belang van emotie naast rationaliteit, blijft een redelijk, argumentatief debat essentieel voor betekenisvolle deliberatie. Inclusiviteit is daarbij onmisbaar: hoe opener het debat en hoe breder de betrokkenheid, hoe groter de democratische waarde. Belangrijk is ook de vraag of gesprekken daadwerkelijk bijdragen aan het algemeen belang, bijvoorbeeld via maatschappelijke verandering of nieuw beleid.
Van radio tot socials: honderd jaar technologie en debat
Sinds de introductie van de radio in Nederland – in 1919, tegelijk met het algemeen kiesrecht – hebben communicatietechnologieën zoals radio, televisie, internet en sociale media telkens invloed gehad op het publieke debat en de ontwikkeling van deliberatieve democratie.
Het is belangrijk niet alleen te kijken naar technologische mogelijkheden, maar ook naar hoe overheden reguleren, hoe private partijen toegang krijgen of worden beperkt, en hoe burgers deze technologieën gebruiken en waarderen.
Radio en televisie: gedeelde basis, beperkte zeggenschap
De opkomst van de radio vond plaats in een verzuilde samenleving. De overheid bepaalde de zendtijd en weerde private radiostations, zoals Radio Veronica in de jaren zestig. Ook televisie bleef tot ver in de jaren tachtig beperkt tot enkele publieke zenders. Van zappen tussen kanalen was toen nog nauwelijks sprake. Daardoor ontstond een soort gedeelde informatiebasis: veel Nederlanders luisterden of keken naar dezelfde programma’s.
Omdat het aanbod pluriform was, maakten zij ook kennis met andere perspectieven. Deze gedeelde basis, essentieel voor democratie volgens denkers als John Rawls, ging gepaard met het feit dat slechts een select gezelschap bepaalde welke content de uitzending haalde.
In het laatste gedeelte van de 20ste eeuw veranderde dit beeld onder druk van commercialisering, privatisering en Europese regelgeving. Televisie, aanvankelijk nog redelijk rationeel en informatief, verschoof richting emotie en entertainment – een ontwikkeling die in Nederland ook wel bekend staat als ‘vertrossing’. Ook nam het aanbod, en daarmee het aantal kanalen waarop discussie plaatsvond, flink toe.
Digitale media: openheid en fragmentatie
De jaren negentig markeerden de opkomst van internet in Nederland. In tegenstelling tot eerdere media reageerde de overheid hier terughoudend, mede door optimisme over globalisering en de decentrale ontstaansgeschiedenis van dit medium.
Ook sociale media, zoals Hyves, Facebook en Twitter (nu X), werden aanvankelijk enthousiast ontvangen. Waren dit de nieuwe koffiehuizen van de 21e eeuw? Dat optimisme sloeg in de jaren 2010 om: algoritmes en commerciële belangen gingen het digitale debat steeds sterker sturen. Ons digitale dorpsplein is grotendeels in private handen. Wat mij betreft betalen we daar als samenleving een hoge prijs voor.
Digitale media zijn wezenlijk anders dan radio en televisie: ze zijn many-to-many. Iedereen kan zenden én ontvangen. Dat verlaagt de drempel tot deelname, maar leidt ook tot fragmentatie. Prominente stemmen en polariserende inhoud domineren vaak.
Met de komst van internet werd het debat opener, maar minder samenhangend. Sociale media versterkten die trend: de toegang werd vergemakkelijkt, maar de kwaliteit van gesprekken leed onder polarisatie, filterbubbels en sensatie. Zo werd de deliberatieve democratie toegankelijker, maar raakte ze ook verder losgezongen van een gedeeld publiek belang.
AI en de toekomst van publiek debat
Zoals hierboven beschreven, veranderen communicatietechnologieën telkens fundamenteel hoe debat wordt gevoerd en beleefd. Met de komst van AI rijzen opnieuw fundamentele vragen: versterkt deze technologie de deliberatie, of ondermijnt zij juist de publieke sfeer?
Recente tonen dat AI potentieel kan bijdragen aan constructiever digitaal debat, bijvoorbeeld door alternatieve formuleringen voor reacties te suggereren of overeenkomsten en verschillen inzichtelijk te maken. Toch zijn dit vooralsnog vooral scenario's waar techoptimisten mee weglopen.
Een belangrijk vraagstuk blijft inclusiviteit: niet alle burgers hebben gelijke toegang tot technologie of beschikken over de juiste vaardigheden. Dit vraagt de komende jaren om aandacht van AI-ontwikkelaars en (overheids)partijen die AI inzetten, zodat er bewust wordt gestuurd op een ontwikkeling die een breed perspectief meeneemt. Tegelijkertijd biedt AI ook nieuwe mogelijkheden om manipulatieve content op grote schaal te verspreiden – zoals recent te zien was in het migratiedebat in Italië.
Met AI dient zich een nieuwe communicatietechnologie aan, gebaseerd op mens-machine-communicatie, die opnieuw de dynamiek van het maatschappelijke debat beïnvloedt. De geschiedenis van de afgelopen honderd jaar leert dat technologie – en de sociale en politieke context waarin zij wordt ingezet – telkens het publieke debat hervormt. Zoals de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han in Infocratie scherp signaleert, zijn deze nieuwe informatiestromen niet per definitie bevrijdend; vaker nog overrompelen zij, en ondermijnen zij daarmee belangrijke voorwaarden voor betekenisvolle deliberatie.
In de komende vijf jaar zal de wisselwerking tussen democratie en AI zich verder manifesteren. In zijn promotieonderzoek onderzoekt Jasper Kars, werkzaam als promovendus bij de Universiteit Utrecht en als senior beleidsmedewerker bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, deze transformatie vanuit verschillende invalshoeken. Deze reeks (blog)artikelen gaat nader in op de belangrijke lessen, bevindingen en reflecties die hij tijdens deze reis opdoet.