Breed draagvlak voor veterinaire eed onder (aankomend) dierenartsen
Veel studenten en alumni beschouwen de Veterinaire Eed, die studenten afleggen bij afstuderen, als een waardevolle en betekenisvolle afsluiting van hun studie. Wel is er verschil van inzicht over de formulering en bestaat behoefte aan meer dialoog over de eed (onder andere in het onderwijs) en de toepassing ervan in de praktijk. Dit blijkt uit een evaluatie die nu, vijf jaar na invoering van de eed, is uitgevoerd door masterstudent Jolien ten Brinke.
De eed is niet geïntroduceerd als eindpunt, maar als startpunt van intervisie en dialoog
In 2019 voerde de faculteit Diergeneeskunde voor afstuderende studenten een (facultatieve) dierenartseneed in. De eed is vergelijkbaar met de eed van Hippocrates die geneeskundestudenten afleggen, maar dan toegespitst op de veterinaire professie. Tijdens de afstudeerceremonie beloven studenten de diergeneeskunde zo goed als ze kunnen uit te oefenen ten dienste van het dier, de medemens en de samenleving.
Evaluatie
Op verzoek van de vide-decaan onderwijs is de eed geëvalueerd door master-student Jolien ten Brinke. Ze benaderde 242 huidige studenten diergeneeskunde en dierenartsen die sinds 2019 zijn afgestudeerd. De respons onder studenten was bijna 50 procent en onder afgestudeerde dierenartsen ruim 6 procent. Ten Brinke hield ook een aantal gestandaardiseerde diepte-interviews.
Uit het onderzoek blijkt dat er breed draagvlak is onder de respondenten voor de Veterinaire Eed (ruim 80 procent is voorstander). Over de vraag of de (nu facultatieve) eed een verplicht karakter zou moeten hebben zijn de meningen verdeeld. Dat geldt ook voor de gebruikte formuleringen en de vraag in hoeverre de eed van nut is voor de veterinaire praktijk. Met name studenten en dierenartsen die werken met landbouwhuisdieren, ervaren een spanningsveld bij het behartigen van de belangen van dieren, mensen en de volksgezondheid, die soms tegengesteld zijn. Een aantal van de respondenten geeft aan dat de zinsnede ‘Ik stel het belang van het dier voorop en houd daarbij rekening met de opvattingen van de mens die de verantwoordelijkheid voor het dier heeft, waarbij ik recht doe aan de intrinsieke waarde van het dier’ soms moeilijk in de praktijk te brengen is.
‘Startpunt van dialoog’
Vice-decaan onderwijs Harold Bok, is blij met het onderzoek van Ten Brinke. “Het is goed te zien dat er breed draagvlak is voor de eed als een symbolische afsluiting van de studie. Ik vind het persoonlijk ook altijd een bijzonder moment als studenten die op het punt staan ons vak in de praktijk uit te gaan oefenen, tegenover elkaar de intentie uitspreken de belangen van dieren, mensen en de samenleving naar beste vermogen te dienen.” Dat dierenartsen vervolgens in die praktijk in een complex krachtenveld gaan opereren, vindt Bok zeer herkenbaar. Er zijn dan geen one-size-fits-all oplossingen. “De eed is dan ook niet geïntroduceerd als eindpunt, maar als startpunt van intervisie en dialoog”, aldus Bok.
Bok gaat een van de opstellers van de eed, prof. Franck Meijboom van het Centre for Sustainable Animal Stewardship vragen of de uitkomsten van het onderzoek aanleiding geven om bepaalde formuleringen te heroverwegen."Jolien roept ons vooral op om nog meer werk te maken van de dialoog, en ook in het onderwijs nog explicieter aandacht aan de eed te besteden. Ik vind dat een zeer waardevolle aanbeveling en die handschoen pakken we op."