(Update) Het pensioenakkoord lijkt een feit. Nu het (verplicht) invaren nog

Persoon die liggend op het strand een boek leest

Hans van Meerten, hoogleraar Europees pensioenrecht aan de Universiteit Utrecht en advocaat Andrea Faber van Wiggers Faber Advocaten-Belastingkundigen bloggen over het nieuwe pensioenakkoord. (Dit is een herziene bijdrage over het invaren en het EU , dat grote gevolgen heeft voor het invaren.)

Het pensioenakkoord lijkt inmiddels een feit. Afgelopen zomer werd wederom een ‘historisch’ akkoord gesloten. Dit akkoord bevat nog steeds veel losse eindjes. Een daarvan betreft het zogenaamde ‘invaren’: de directe omzetting van bestaande pensioenaanspraken naar het nieuwe pensioencontract. Of dat invaren de juridische toets kan doorstaan houdt de gemoederen al geruime tijd bezig, en dat zal vermoedelijk voorlopig ook wel zo blijven.  

Zo betogen sommige pensioenjuristen  – ook die Minister Koolmees adviseren -  dat, onder verwijzing naar het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, het verminderen van pensioenaanspraken binnen het algemeen belang tot de mogelijkheden behoort, mits het individu daardoor niet onevenredig zwaar wordt belast. Nu ook nog bekend werd dat het individuele bezwaarrecht uit artikel 83 Pensioenwet tijdelijk buiten werking wordt gesteld, is de discussie zeer relevant.

Of het individu ‘onevenredig zwaar’ belast wordt, moet getoetst worden aan meerdere kaders. Onder het Europese recht zijn twee Verdragen van belang. Het EVRM en het EU Handvest van de grondrechten. Dit zijn verschillende toetsingskaders.

Een vage norm als ‘het algemeen belang’ is voor velerlei interpretaties vatbaar. Vermoedelijk zal dat echter niet het probleem zijn, aangezien het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) al snel een beroep op het algemeen belang accepteert. Dit EHRM te Straatsburg, behorend bij het EVRM, is een ander Europees Hof dan het EU Hof in Luxemburg.

De terughoudendheid van het EHRM is kenmerkend: zolang de maatregel wanordelijkheden voorkomt en de openbare of nationale veiligheid, de gezondheid, de goede zeden en de rechten en vrijheden van anderen beschermt, wordt wat het EHRM betreft het algemeen belang gediend. Gelet op deze ruime formulering zal dat bij nagenoeg elke maatregel wel het geval zijn. 

Onder vigeur van het gelijknamige grondrecht in het EU Handvest, dat vaak ten onrechte in één adem wordt genoemd met het EVRM, zou dat wel eens anders kunnen of zelfs moeten zijn. Weliswaar bepaalt het EU Handvest dat, voor zover de daarin opgenomen grondrechten corresponderen met die van het EVRM, de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde zijn. Dat verhindert niet het recht van de EU een ruimere bescherming te bieden, aldus het Handvest. Oftewel, het EVRM is slechts de minimale bescherming die aan de EU-burgers moet worden geboden.

Bovendien, dat uit de toelichting bij het Handvest volgt dat (tekstueel) geen inhoudelijke wijziging is beoogd ten opzichte van EVRM, zegt niets over de uitleg en toepassing van het eigendomsrecht. Het EVRM kent weliswaar een grote beoordelingsvrijheid (‘wide margin of appreciation’) toe aan de respectieve overheden. De meeste EVRM landen zijn echter tevens lidstaat van de EU, die de nodige soevereiniteit, en daarmee een deel van die ‘wide margin’, hebben afgestaan aan de EU. Daaronder ten aanzien van pensioenen. Het is dus nog maar de vraag of de ‘wide margin’ ook zo wijd is onder het Handvest. Temeer de EU dus een ruimere bescherming voor haar burgers mag bieden.

Steun voor bovenstaande wordt niet alleen gevonden in Europese richtlijnen, maar ook in de recente ). Een beperking van het eigendomsrecht, daaronder van reeds verworven (pensioen)rechten, waaronder indexatie, is alleen mogelijk met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Namelijk voor zover deze noodzakelijk is en daadwerkelijk beantwoordt aan door de EU erkende doelstellingen van algemeen belang. Deze toets wijkt duidelijk af van die van het EVRM.

Ook gebruikt het EU Hof voor het eerst het criterium of de beperking van het eigendomsrecht 'de wezenlijke inhoud van die pensioenrechten' aantast. Bij invaren verandert men het pensioencontract van DB naar DC. Dat lijkt ons nogal wezenlijk.

De vraag of (verplicht) invaren juridisch houdbaar is, is dus nog zeker geen gelopen race. Dat zal afhangen van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan dat invaren. In het pensioenakkoord is weliswaar opgenomen dat van het uitgangspunt (invaren) gemotiveerd kan worden afgeweken, indien dit leidt tot onvoldoende evenwichtige uitkomsten voor (pensioen)deelnemers. Maar of daarvan sprake is hangt af van de betreffende pensioenregeling: de ene pensioenregeling is immers de andere niet. Bovendien biedt deze bepaling mogelijkheden voor discussie over de vraag wanneer sprake is van “onvoldoende evenwichtige uitkomsten”.

Dat is mooi voor pensioenjuristen, maar de pensioendeelnemer is niet gebaat bij verdere discussies.

Prof. dr. H. van Meerten, hoogleraar Europees pensioenrecht aan de Universiteit Utrecht en advocaat.

., advocaat Wiggers Faber Advocaten-Belastingkundigen.