Blog: De coronacrisis en de EU Transferunie
Het zal menigeen ontgaan zijn, maar eind januari bereikten de EU leiders een akkoord over wijzigingen in het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Lidstaten van de EU kunnen – onder voorwaarden – lenen uit een fonds ter grootte van 700 miljard euro. Volgens sommigen een nadere stap in de zogenaamde ‘EU transfer unie’. Maar hoe zit het nu? Hans van Meerten, hoogleraar Europees pensioenrecht aan de Universiteit Utrecht, geeft zijn kijk op de zaak, samen met Mr. Laura de Sain, paralegal Van der Steenhoven advocaten en Jostijn der Weduwe, student gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam.
Economieën ondersteunen
Het coronavirus heeft de economieën van de Europese Unie (EU) hard geraakt. De ‘Britse’ variant grijpt om zich heen. Maatregelen om verspreiding van het virus te voorkomen zijn in volle gang. De economische gevolgen van deze crisis zullen nog lang voelbaar zijn. Niet alle landen zullen de ‘corona-rekening’ (alleen) kunnen betalen. Economisch ‘zwakke’ landen – althans zo worden zij neergezet in Nederland- zoals Spanje, Italië en Griekenland lijken minder opgebouwde reserves te hebben zoals Duitsland en Nederland wel hebben. Deze laatste landen zullen wellicht eerder opkrabbelen van de economische malaise als gevolg van de coronacrisis en kunnen hun economieën beter ondersteunen. Zo ondersteunt de Nederlandse overheid de Nederlandse economie met vele tientallen miljarden steungeld. Maar is dit wel voldoende?
Pandemic Emergency Purchase Programme
Inmiddels zijn er ook door de EU tal van programma’s opgestart om de deze crisis het hoofd te bieden. Naast het bovengenoemde ESM, introduceerde de Europese Centrale Bank in 2020 een noodpakket aan maatregelen, waaronder het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP). In het kader van dit programma koopt de ECB staatsobligaties op. Banken krijgen zo meer ruimte om leningen te verschaffen aan ondernemingen en huishoudens. De rente op de staatsobligaties blijft echter laag. Het PEPP maakt het daarnaast - door een versoepeling van regelgeving - gemakkelijker voor banken om bij de ECB leningen aan te gaan.
De EU heeft voorts eind 2020 een akkoord bereikt over een steunpakket van 750 miljard euro dat de economische klappen door het coronavirus binnen de EU moet opvangen. Daarbij is ook de oprichting van de politiek controversiële ‘eurobonds’ geopperd, deze keer in de vorm van ‘coronabonds’. Eurobonds of coronabonds zijn obligaties die voor de gezamenlijke rekening van de lidstaten worden uitgegeven. Overheden en bedrijven, waaronder pensioenfondsen, lenen het geld uit. Hoe riskanter de lening, hoe meer rente betaald dient te worden. De groep leent geld en de opbrengst komt ten goede aan de lidstaten die het hardst nodig hebben. Financieel zwakkere landen betalen lagere rentes dan landen die er economisch beter voor staan.
'Zwakke' en 'sterke' lidstaten
Kritiek op de eurobonds komt met name van Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Zweden. Maar door de herstelplannen en de ingrepen van de ECB lijken die coranabonds er nu (indirect) toch gekomen, zou betoogd kunnen worden. Naar aanleiding van de steunmaatregelen en de enorme geldbedragen die hiermee gemoeid gaan, wordt de solidariteit tussen de lidstaten van de EU op de proef gesteld. Het ontstaan van deze programma’s lijkt de EU immers steeds dichterbij een ‘transferunie’ te brengen. Binnen een transferunie worden ‘zwakke’ lidstaten (zoals Italië en Griekenland) door ‘sterke’ lidstaten (zoals Duitsland en Nederland) permanent ‘ondersteund’, zo beweren critici.
Nu de EU lidstaten als groep verantwoordelijk worden gehouden voor de schulden, lijken de risico’s voor bijvoorbeeld Nederlandse pensioenfondsen beperkt.
De EU-steunmaatregelen voeden in toenemende mate zorgen bij Nederlandse beleidsmakers en de publieke opinie in Nederland over het ontstaan van zogenoemde ‘EU transferunie’. Spanje bijvoorbeeld stelde – voordat het bovengenoemde pakket werd gesloten - onomwonden dat de Nederlandse houding getuigde van een gebrek aan solidariteit: ‘Nederland zet de toekomst van de Europese Unie op het spel’, aldus de Spaanse premier. In Nederland zijn met name de pensioenfondsen aantrekkelijke ‘kredietverstrekkers’ van leningen door het grote vermogen dat zij onder beheer hebben. Via leningen aan EU-fondsen - zoals via eurobonds - kan het pensioengeld (indirect) geïnvesteerd worden in andere lidstaten.
Nu de lidstaten als groep verantwoordelijk worden gehouden voor de schulden, lijken de risico’s voor bijvoorbeeld Nederlandse pensioenfondsen echter beperkt en het rendement op de leningen is mogelijk hoog. Sommigen noemen eurobonds voor Nederland dan ook een goed idee. Belangrijk te onderzoeken is echter hoe en onder welke voorwaarden binnen een mogelijke ‘transferunie’ Nederlands pensioengeld naar Zuid-Europa vloeit, zoals sommigen wel beweren.
Voor de Nederlandse burger zal de keuze voor een ‘transferunie’ -waarbij de lidstaten garant staan voor elkaar pensioenschulden - wellicht onbegrijpelijk zijn. Tegenstanders van eurobonds kunnen beweren dat het beleid van de ECB hierbij niet helpt: deze houdt de rente kunstmatig laag waardoor pensioenfondsen verder in de problemen komen. Maar is dat wel zo? Hoe zit het nu precies?
Binnen het Europese toezichtorgaan voor pensioenfondsen, , willen wij deze vragen de komende tijd gaan uitwerken. Het is zaak al voor de verkiezingen enige duidelijkheid in deze materie te hebben, want dit gaat een grote rol spelen.
Dit opiniestuk werd geschreven door:
- Prof. Hans van Meerten (hoogleraar Europees pensioenrecht en lid van )
- Mr. Laura de Sain (paralegal Van der Steenhoven advocaten)
- Jostijn der Weduwe (student gezondheidsrecht UvA)