Zes onderzoekers Sociale Wetenschappen ontvangen Veni
Zes onderzoekers van de faculteit Sociale Wetenschappen ontvangen een prestigieuze Veni-subsidie. Met kunnen pas gepromoveerde onderzoekers gedurende drie jaar hun ideeën verder ontwikkelen.
De zes onderscheiden onderzoekers zijn Sanne Bruijniks, Luzia Heu, Christoph Strauch, Isabelle van der Vegt, Merel van Witteloostuijn en Wouter Wolf. De projecten die een Veni hebben verworven, lopen uiteen van onderzoek naar taalontwikkelingsstoornis bij kinderen tot het achterhalen van de mechanismen die chronische eenzaamheid veroorzaken.
De onderzoeksprojecten

Bruijniks: “De meest gebruikte en onderzochte behandeling voor depressie, de cognitieve gedragstherapie, richt zich op het leren van vaardigheden om de depressie aan te pakken. Tegelijkertijd zien we bij patiënten met een depressie vaak grote tekortkomingen in hun vermogen om te leren. Een mogelijk veelbelovende innovatie is daarom het gebruik van strategieën om het leren van therapiesessies te verbeteren.”

Heu: “Inzicht in welke mechanismen ten grondslag liggen aan langdurige eenzaamheid is van groot belang om gerichte interventies te ontwikkelen voor mensen die ondersteuning nodig hebben om aan hun eenzaamheid te ontsnappen. En aangezien het meeste onderzoek naar dergelijke psychologische processen zich voornamelijk richt op de westerse context, zal ik deze processen zowel in westerse als niet-westerse context onderzoeken.”

Strauch: “In mijn onderzoek stel ik voor dat elke oogbeweging een afweging is tussen de inspanning die het kost om ergens naar te kijken en de winst die het ons oplevert. Omdat we onze ogen voortdurend verplaatsen, is dit wellicht de meest voorkomende beslissing die we nemen. Door deze kosten-batenanalyse meetbaar te maken, leg ik de basis voor een beter begrip van visuele aandacht, met mogelijke toepassingen in neuropsychologische diagnostiek, educatie en het ontwerp van veiligere werkomgevingen. Dit draagt bij aan een beter begrip van de waarschijnlijk meest fundamentele beslissing van de hersenen, en van economische besluitvorming in het algemeen.”

Van der Vegt: “Mijn project gaat over dreigingsinschattingen, het proces waarbij professionals – bijvoorbeeld binnen de politie - proberen in te schatten wat het risico is op geweld of andere ongewenste consequenties. Dan kijken zij onder andere naar communicaties zoals dreigbrieven en socialmediaposts. Met alle ontwikkelingen in AI rijst de vraag of dit proces (gedeeltelijk) geautomatiseerd kan worden. Ik ga onderzoeken of en hoe dit op een verantwoorde manier kan.”

Van Witteloostuijn: “Mijn onderzoek is belangrijk omdat het bijdraagt aan een beter begrip van hoe ouder-kindinteractie gerelateerd is aan de taalontwikkeling van jonge kinderen. Vooral voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS), zo’n 5 tot 7% van de kinderen, kan mijn onderzoek bijdragen aan effectievere hulp. Daarnaast geeft mijn onderzoek nieuwe inzichten in de relatie tussen schermgebruik en taalontwikkeling, en ondersteunt mijn onderzoek zo ouders en professionals bij het maken van verantwoorde keuzes over schermgebruik.”

Wolf: “Er zijn steeds meer zorgen over ouders die continu in de weer zijn met hun smartphone, in het bijzijn van hun kleine kinderen. Maar we weten eigenlijk niet wat het effect hiervan is op de ontwikkeling van het vermogen om ervaringen tussen ouders en kind te delen. Omdat smartphones zo goed zijn in het afleiden van aandacht, raken de interacties van ouders met kinderen misschien verstoord. Hierdoor kan het zijn dat kinderen de gedragspatronen die kinderen (en ook volwassenen) gebruiken om ervaringen te delen (zoals het volgen van ogen en oogcontact maken) minder goed leren herkennen en gebruiken. Of dit het geval is, ga ik onderzoeken."