Wie vertelt het verhaal van het verleden? “Digitalisering helpt vergeten stemmen terug te vinden”
Dirk van Miert bijzonder hoogleraar namens het Huygens Instituut
De hoeveelheid historische bronnen in Nederlandse archieven is enorm: (dag)boeken, briefwisselingen, gemeenteregisters, rapporten en talloze andere sporen van het verleden. Maar hoe maak je deze collecties doorzoekbaar? Letterkundige en cultuurhistoricus Dirk van Miert is benoemd tot bijzonder hoogleraar Kennisgeschiedenis vanuit digitaal perspectief aan de Universiteit Utrecht. In zijn onderzoek richt hij zich op de historische kennismaatschappij en het digitaal doorzoekbaar maken van grote hoeveelheden bronmateriaal.
Kilometers aan archieven en miljoenen boeken
De nieuwe leerstoel is namens het ondergebracht bij de faculteit Geesteswetenschappen. Van Miert is sinds 2021 directeur van dit instituut, dat onderdeel is van de (KNAW). Het richt zich op het verrijken van de kennis over geschiedenis en cultuur, en zet daarvoor onder andere in op het digitaal toegankelijk maken van grote hoeveelheden historisch bronnen en archieven.
Deze ‘massadigitalisering’ biedt meer dan alleen een betere toegang, vertelt Van Miert. “Onderzoekers kunnen collecties sneller doorzoeken en details die vroeger over het hoofd werden gezien leveren nu nieuwe informatie op, van taalkundige informatie tot wetenschapshistorische kennis. Vanuit hier kan nieuw onderzoek beginnen. Ik wil studenten graag laten zien wat ze op die manier kunnen ontdekken.”
“We zijn erg blij met deze nieuwe leerstoel en de benoeming van Dirk van Miert”, zegt decaan Thomas Vaessens van de faculteit Geesteswetenschappen. “In een tijd waarin digitalisering een centrale rol speelt in historisch onderzoek, zijn betrouwbare, goed doorzoekbare data essentieel. Dankzij Van Mierts expertise kunnen onderzoekers historische gegevens op nieuwe manieren analyseren en interpreteren, terwijl studenten leren werken met innovatieve tools om complexe historische netwerken te verkennen.”
Vergeten stemmen weer hoorbaar
“Door de digitale aanpak van het Huygens Instituut en onze partners lezen we nu ook verhalen van mensen die eerder niet werden gehoord”, zegt Van Miert. “Zelf houd ik me vooral bezig met brieven uit de zeventiende eeuw. Je ziet dat brieven van vrouwen en mensen met een lagere positie zijn verdwenen, en dat mensen – mannen – vooral de brieven bewaarden die een bepaald beeld van de schrijver of zichzelf bevestigden.”
“Door de digitale aanpak lezen we nu ook verhalen van mensen die eerder niet werden gehoord.”
Volgens Van Miert laten archieven zo zien hoe onze geschiedenis is gevormd door keuzes. “Archieven zijn nooit neutraal: mensen hebben altijd bepaald wat bewaard bleef en wat niet. Archivarissen en bibliothecarissen bepaalden welke brieven belangrijk genoeg waren om te bewaren en curatoren maakten keuzes bij het omschrijven van brieven in een catalogus.”
Digitalisering kan helpen om bewuster van deze keuzes te worden. “Met de computer kijk je op een veel grotere schaal. Dan valt pas echt op wat een onevenwichtig en gebrekkig rommeltje archieven vaak zijn, en dat sommige stemmen veel vaker voorkomen dan andere. Dat zet je echt aan het denken, want wie is er nu terug te vinden in het archief en wat zegt dit over de objectiviteit ervan? Het wordt het spannendst als je kijkt naar wat er niet letterlijk staat geschreven, maar wat er wel tussen de regels door is te lezen. Daarbij kan de computer waardevol hulpmiddel zijn.”
“Archieven zijn nooit neutraal: mensen hebben altijd bepaald wat bewaard bleef en wat niet.”
Onderzoek naar de kennissamenleving
Als bijzonder hoogleraar kijkt Van Miert ernaar uit om studenten bij het onderzoek te betrekken. “Met hen ga ik de kennissamenleving van een paar eeuwen geleden verkennen. Je hebt het dan over universiteiten, maar ook over vele genootschappen en individuen daarbuiten. Mensen gaven boeken en kennis aan elkaar door en botsten soms heftig. Dat onderzoeken is niet altijd even makkelijk: je moet zicht krijgen op wie een rol speelde, welke bronnen erbij horen, wie wat in welke vorm en taal schreef en waarom, waar die bronnen liggen. Daar kunnen de digitale data ons bij helpen.”