‘Veiligheidsdiensten moeten openstaan voor bijdragen van burgers’
Bob de Graaff publiceert ‘Data en dreiging’
Intelligence bevindt zich volgens hoogleraar Inlichtingen- en veiligheidsstudies Bob de Graaff (Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen) midden in een revolutie. Deze week publiceert De Graaff zijn boek Data en dreiging - Stap in de wereld van intelligence.
Officiële diensten zijn hun bijna-monopoliepositie kwijt. Intelligence privatiseert en individualiseert razendsnel. Dat biedt kansen, maar waakzaamheid is geboden: het risico van elkaar bespionerende burgers ligt op de loer.
bijdragen van burgers
"Inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten niet langer alleen als zender naar het publiek optreden, maar ook openstaan voor de mogelijke bijdragen van burgers aan het inlichtingenwerk", stelt De Graaff. Hij wijst erop dat nog nooit zo’n versplinterd dreigingsbeeld heeft bestaan als nu. Centrale concepten uit de inlichtingenwereld, zoals geheimhouding, staan ter discussie. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten dreigen het op snelheid te verliezen, zeker in de cyberwereld.
Google-effect
Eind twintigste eeuw werd al gesproken over een 'CNN-effect': intelligence hinkte in de ogen van afnemers telkens achter de feiten aan die door de media werden verspreid. Nu wordt gesproken over het 'Google-effect' en de rol van de sociale media, waardoor inlichtingendiensten afnemers niks of weinig nieuws te bieden zouden hebben. Burgers maken er gebruik van dat steeds meer inlichtingen uit open bronnen te vergaren zijn in plaats van uit afgeschermde gegevens.
Bloggende huisman
Er zijn legio voorbeelden van individuen die zichzelf min of meer met een inlichtingentaak hebben belast. Een Britse bloggende huisman wist met behulp van Google Maps op basis van de videobeelden van de onthoofding van de Amerikaanse fotograaf James Foley de exacte locatie van de terechtstelling te traceren. Dit soort mensen, die vaak over landsgrenzen heen op eigen houtje inlichtingen vergaren, analyseren en verspreiden, is niet duur. Ze heeft geen last van de hiërarchie en bureaucratie van officiële inlichtingenorganisaties en ze zijn niet regelgebonden of onderworpen aan toezicht. Dat biedt kansen. Én risico’s.
Vijf scenario’s
De Graaff ziet vijf toekomstscenario’s. Het eerste scenario is dat amateurs geheel of gedeeltelijk de officiële diensten wegconcurreren, zoals Wikipedia dat heeft gedaan met de Encyclopaedia Britannica. Mensen als voormalig CIA-medewerker Robert Steele pleiten er al jaren voor de zeventien-organisaties-omvattende officiële Amerikaanse inlichtingengemeenschap op te heffen en te vervangen door een select groepje burgeranalisten.
Crowdsourcing
Een tweede scenario is dat de officiële diensten het risico zullen bespeuren en daarom besluiten individuen te betrekken bij hun activiteiten. Vooral Amerikaanse inlichtingendiensten doen al aan crowdsourcing. Bij natuurrampen, zoals de aardbeving in Haïti in 2010, sloegen particulieren en de overheid de handen al ineen en brachten gezamenlijk in kaart welke gebieden het zwaarst getroffen waren.
stasi
Er bestaat echter het gevaar – en dat is De Graaffs derde scenario – dat bij het inlichtingenwerk ingeschakelde burgers te ver gaan in hun verzamelwoede, waardoor de maatschappij verandert in een natie van informanten, vergelijkbaar met de tijd van zowel de Nazi’s als de Stasi in Duitsland. Het risico van zogeheten fout-positieven (aanwijzingen die niet blijken te kloppen) is dan groot. Dat blijkt nu al incidenteel uit de verwijdering van mensen die Arabisch lezen of spreken uit vliegtuigen in de VS, op aanwijzing van medepassagiers.
Sousveillance
Volgens een vierde scenario willen burgers juist niét meewerken met inlichtingen- en veiligheidsdiensten en keren zij zich tegen hen in de vorm van sousveillance, het tegenovergestelde van surveillance. Zoiets gebeurde al eens op The Day We Fight Back, 11 februari 2014, toen burgers camera’s ophingen waarmee beelden van de parkeerplaats van de NSA op het internet konden worden vertoond.
Reflectie
In het laatste (doem)scenario gaan burgers elkaar bespioneren, ongeacht wat de overheid doet. Dan verandert de samenleving in een Hobbesiaanse maatschappij, aldus De Graaff, die zelf verwacht dat alle scenario’s een beetje uit zullen komen. Hij pleit voor gedegen maatschappelijke reflectie. En concludeert – niet zonder ironie – dat het huidige amalgaam van overheidsdiensten, particuliere inlichtingenbedrijven en burgerinitiatieven doet denken aan de inlichtingenwereld zoals die bestond voor de negentiende eeuw.
, wordt uitgegeven bij Uitgeverij Boom. Dit handboek is onderdeel van een van de uitgeverij en de Universiteit Utrecht.