Onderzoeken LNV leggen knelpunten in de diergeneeskunde bloot
Het tekort aan dierenartsen, de veranderende publieke rol en steeds hogere eisen aan het veterinaire werkveld, zorgen voor enorme uitdagingen in de gehele sector. Het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit heeft twee onderzoeken laten doen die nauw met elkaar verweven zijn: ‘De arbeidsmarkt voor dierenartsen’ en ‘Positie en rol dierenarts en kwaliteitsborging diergeneeskundige beroepsuitoefening’. ‘Het is een taak die we alleen gezamenlijk succesvol kunnen oppakken’, zegt decaan Debbie Jaarsma.
Hieronder worden de twee rapporten samengevat en zijn de eerste reacties te lezen van de faculteit Diergeneeskunde, het ministerie van LNV en de beroepsgroepen KNMvD en CPD.
Rapport ‘De arbeidsmarkt voor dierenartsen’
De uitstroom uit de arbeidsmarkt voor dierenartsen is momenteel groter dan de instroom. Eén van de redenen ligt voor de hand: er wordt in toenemende mate parttime gewerkt. Wat verder opvalt is de hoge uitstroom van jonge dierenartsen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de hoge werkdruk, onevenwichtige balans tussen werk en privé, beperkte doorgroeimogelijkheden, een steeds veeleisender consument en onvoldoende begeleiding van de werkgever redenen zijn om te stoppen in de praktijk. Daarnaast gaan er in de toekomst vanuit de universiteit Gent naar verwachting de helft minder dierenartsen de arbeidsmarkt betreden, omdat Gent een ijkingstoets voor toelating gaat toepassen. Daar staat tegenover dat de Universiteit Utrecht het aantal plekken voor de masteropleiding heeft uitgebreid en er dus meer dierenartsen vanuit Utrecht de arbeidsmarkt opkomen.
Enkele aanbevelingen uit het rapport om tekorten te verhelpen en voorkomen
- Een begeleidingsprogramma met structurele supervisie, begeleiding en scholing in de eerste jaren na afstuderen.
- Meer taakdifferentiatie in de praktijk door de inzet van paraveterinairen en zorgverleners op HBO niveau.
- Het verhogen van het aantal studieplekken op de Universiteit Utrecht.
Rapport ‘Positie en rol van de dierenarts’
De maatschappij hecht een steeds groter belang aan de publieke belangen van diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid en milieu/klimaat. Rondom voedselveiligheid en volksgezondheid zijn er voor dierenartsen daardoor meer taken, verantwoordelijkheden en administratie bijgekomen. Wat door de tijd niet is veranderd is dat een dierenarts in de praktijk zeer vaak te maken krijgt met meerdere conflicterende belangen. Bijvoorbeeld zakelijke belangen van de diereigenaar, de eigen praktijk en publieke belangen zoals diergezondheid en dierenwelzijn. Daarnaast verwachten klanten een steeds hoogwaardiger en tijdstiponafhankelijkere dienstverlening. De daarmee gepaard gaande hogere tarieven, tot slot, krijgen de afgelopen tijd zonder meer veel aandacht in de media en politiek.
‘Kwaliteitsborging diergeneeskundige beroepsuitoefening’
Het stelsel van kwaliteitsborging van de diergeneeskundige beroepsuitoefening is volgens het rapport beperkt van opzet in vergelijking met landen om ons heen. Borging van deskundigheid, kwalificatie en onpartijdigheid van de dierenarts bij het uitvoeren van taken staat onder druk. Verder blijkt uit het rapport dat er verschillende private borgingssystemen zijn ontwikkeld, maar deze bieden niet in alle gevallen het gewenste toezicht. Er zijn in de sector geen breed geaccepteerde en actuele handelingsrichtlijnen voor alle diersoortrichtingen. De richtlijnen die er zijn, destijds door de KNMvD ontwikkeld, zijn niet allen geïmplementeerd, niet overal bekend en worden beperkt gedragen. Tot slot is er geen sluitend systeem voor kwaliteitsborging na het afstuderen. Na afronding van de studie kan een dierenarts voor de rest van zijn/haar leven praktiserend dierenarts zijn ongeacht de hoeveelheid praktijkuren die iemand maakt en de mate van bekwaming via bij- of nascholing.
Beleidsaanbevelingen
- Schep als overheid randvoorwaarden om de veterinaire sector zelf het coördinatie- en financieringsprobleem rondom kwaliteitsborging op te laten lossen.
- Stimuleer permanente leerprocessen van praktiserende dierenartsen.
Reactie faculteit Diergeneeskunde
De veranderde maatschappelijke kijk op diergezondheid en dierenwelzijn, het tekort aan dierenartsen, de hoge uitstroom van beginnende dierenartsen, het probleem speelt al langer en we hebben daar als faculteit Diergeneeskunde een rol in te vervullen. Ik ben dan ook heel blij dat onze vernieuwde master sinds september dit jaar van start is gegaan. Daarin integreren we het leven ná de studie beter in de opleiding en bereiden studenten daarmee beter voor op de praktijk. Daarnaast is meer zij-instroom mogelijk én hebben we het aantal plekken voor onze vernieuwde master flink uitgebreid.
Wat ik vooral erg vind, is de uitstroom van gedesillusioneerde dierenartsen. Goede begeleiding is nodig, ook ná de opleiding, maar dat kunnen wij als faculteit niet alleen. In de humane zorg zie je dat studenten na hun opleiding nog jarenlang onder begeleiding werken, voordat ze echt zelfstandig aan de slag gaan. Het sterkt hun zelfvertrouwen en ze bouwen in een veilige setting ervaring op. Dat zou ik ook graag willen voor dierenartsen. Evenals meer ruimte voor kwalitatieve na- en bijscholing. Dat kan alleen maar als het werkveld én het ministerie van LNV én wij als universiteit de handen ineenslaan. Als faculteit Diergeneeskunde willen wij daar heel graag aan bijdragen.
Debbie Jaarsma, decaan faculteit Diergeneeskunde
Reactie Ministerie LNV
Een goede, geborgde kwaliteit van diergeneeskunde is een belangrijke voorwaarde voor publieke belangen zoals diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid, milieu en klimaat. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft hierin ook een verantwoordelijkheid richting de samenleving. Deze rapporten zijn een eerste stap om te zorgen voor een verdere versterking van de rol en positie van de dierenarts, het beter borgen van de kwaliteit van de diergeneeskunde en het anticiperen op een arbeidsmarkt in beweging.
De beroepsgroep geeft aan hier graag aan mee te willen werken. Daarom wil LNV komend jaar met beroepsorganisaties en individuele dierenartsen het gesprek aangaan om tot een breed gedragen plan te komen, waarin gezamenlijke ambities en concrete afspraken zijn opgenomen over de opvolging van de aanbevelingen uit deze rapporten. In dat proces wordt van iedere betrokken partij inzet verwacht, zodat we met voldoende draagvlak en een gedeelde verantwoordelijkheid aan de slag kunnen gaan met de juiste oplossingen en een goede verdeling van taken. De humane medische beroepen kunnen in dit proces als een relevante inspiratiebron voor de veterinaire beroepen dienen. De minister van LNV gaat zich in ieder geval inzetten voor beleid dat ten goede komt aan de dierenartsen, de patiënten, de klanten en de samenleving als geheel.
Ministerie LNV
Reactie beroepsorganisatie voor dierenartsen in Nederland (KNMvD)
De KNMvD kan in hoofdlijnen de conclusies van het rapport onderschrijven. Het huidige stelsel van (zelf)regulering is niet compleet en bovendien belegd bij verschillende publieke en private partijen. Het ontbreekt de beroepsgroep daardoor aan handvatten voor zelfsturing en financiële middelen voor kwaliteitsborging. De KNMvD benadrukt dat het over het algemeen wel goed zit met de kwaliteit in de sector. Veel dierenartsen zijn intrinsiek gemotiveerd om de kwaliteit van hun werk te verbeteren. Zij volgen daarvoor nascholing of nemen vrijwillig deel aan private kwaliteitssystemen. Wel ziet de KNMvD kansen voor aanpassing van het huidige stelsel, het biedt namelijk ook mogelijkheden om de maatschappelijke positie van dierenartsen te verstevigen.
De KNMvD stelt wel een aantal belangrijke randvoorwaarden aan wijzigingen van het stelsel van veterinaire kwaliteitsborging: “Een toekomstig systeem moet haalbaar en betaalbaar zijn. Het kan en mag niet de bedoeling zijn dat het tot hogere werkdruk bij dierenartsen leidt. Daarnaast moet er goed gesproken worden over wie de rekening van een toekomstig systeem betaalt. Wat de KNMvD betreft is daarvoor financiële ondersteuning vanuit de overheid nodig. Tot slot zal nadrukkelijk ook het functioneren van het tuchtrecht tegen het licht gehouden moeten worden.â€
KNMvD
Reactie Collectief Praktiserende Dierenartsen (CPD)
Het CPD kijkt uit naar de uitnodiging om in gesprek te gaan over de appreciatie van de Minister. Dat gesprek gaan we graag aan in de geruststelling dat de onderzoekers van Berenschot constateren dat zij op dit moment feitelijk geen onvoldoende kwaliteit van de diergeneeskundige beroepsuitoefening hebben kunnen vaststellen, wat betreft de arbeidsmarkt het capaciteitsplafond van de master Diergeneeskunde is verhoogd van 190 naar 240 plekken en wordt ingezet op een gezonde balans tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Wat het CPD betreft, kan de werkdruk bij dierenartsen worden weggenomen door in te zetten op minder in plaats van meer regels.
Hugo de Groot algemeen secretaris CPD