Nieuwe snelrechtgrond heeft weinig toegevoegde waarde voor voorlopige hechtenis

Onderzoekers Universiteit Utrecht evalueerden de wet in opdracht van WODC

Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
De Peninitentiaire Instelling Nieuwegein, naast gevangenis ook een huis van bewaring.

De door de Wet uitbreiding gronden voorlopige hechtenis nieuw ingevoerde snelrechtgrond blijkt weinig toegevoegde waarde te hebben. De bedenkingen die ten tijde van de invoering van deze wet in 2015 al leefden, blijken dan ook deels terecht. Dat zijn de belangrijkste conclusies van een evaluatie die het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging, van de Universiteit Utrecht uitvoerde in opdracht van het WODC.

Het onderzoek is uitgevoerd door dr. Joep Lindeman (projectleider/onderzoeker ) en dr. Leonie van Lent en dr. Benny van der Vorm (onderzoekers).

Uitgaansgeweld, hooliganisme, hinderen van hulpdiensten

De Wet uitbreiding gronden voorlopige hechtenis maakt voorlopige hechtenis mogelijk in gevallen van geweld tegen mensen met een publieke taak en/of in de publieke ruimte (onder andere uitgaansgeweld, hooliganisme, hinderen hulpdiensten), mits hierdoor maatschappelijke onrust is ontstaan en de zaak op een snelrechtzitting wordt behandeld. De al behoorlijk extensieve toepassing van voorlopige hechtenis in Nederland (met name door toepassing van de recidivegrond) maakt de nieuwe grond in veel gevallen echter overbodig, aldus de respondenten in het onderzoek. Zowel het OM als de Rechtspraak hebben bovendien richtlijnen resp. oriëntatiepunten waaruit volgt dat first offenders niet snel tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen worden veroordeeld: voorlopige hechtenis zou bij hen in strijd zijn met het zogenoemde anticipatiegebod. Ook zijn de in de snelrechtgrond bedoelde zaken vaak te complex voor behandeling in een snelrechtprocedure (binnen 17 dagen na aanhouding).

Toepassing snelrechtgrond beperkt

De grond mag alleen worden toegepast in gevallen waarin ‘maatschappelijke onrust’ is ontstaan. Dat begrip is te vaag en er is in ieder geval niet automatisch sprake van ‘maatschappelijke onrust’ in geval van geweld tegen personen met een publieke functie en/of geweld/overlast in de openbare ruimte. Respondenten vinden maatwerk in iedere individuele zaak van belang en menen dat een categorische toepassing van (bijvoorbeeld) voorlopige hechtenis daarbij niet past. Het aantal zaken waarin de snelrechtgrond als enige grond daadwerkelijk wordt toegepast is daardoor klein. Vandaar dus een beperkte toegevoegde waarde.

Behoefte aan 'lik op stuk'

Los van de nieuwe grond menen de onderzoekers dat het (in andere zaken veel toegepaste) fenomeen snelrecht en de daaraan gekoppelde voorlopige hechtenis vragen oproept: dat alleen onmiddellijke opsluiting de behoefte aan ‘lik op stuk’ bevredigt lijkt eerder een soort geloofsbelijdenis dan een feitelijk onderbouwd gegeven.

Voorlopige hechtenis vanwege de aard van de verdenking staat op gespannen voet met onschuldpresumptie

Het alleen vanwege de aard van de verdenking en/of de wens tot snelle berechting toepassen van voorlopige hechtenis – als onderdeel van een werkwijze en/of op grond van beleidsafspraken – staat op gespannen voet met de onschuldpresumptie.

De onderzoekers nemen dan ook met instemming kennis van het voornemen van de regering om vaker met snelrecht voor niet-gedetineerden te gaan werken. Verdachten kunnen dan in vrijheid hun snelle berechting afwachten. Ook een aantal van de respondenten toont zich daarvan voorstander.

Het inmiddels bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel dat pleit voor een uitbreiding van het zogenoemde taakstrafverbod in gevallen van geweld tegen mensen met een publieke taak, staat op gespannen voet met de hiervoor geschetste praktijk waarin aan maatwerk juist groot belang wordt gehecht.

Download de samenvatting (of het hele rapport) op de .