Na 20 jaar overeenstemming over afname poolijs

IJsverlies Antarctica naar beneden bijgesteld, maar smelten gaat wel sneller

Na 20 jaar van soms tegenstrijdige resultaten, heeft een internationaal team van veertig onderzoekers, waaronder natuurkundigen van de Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Delft, overeenstemming bereikt over de vraag hoe snel de ijskappen in Groenland en Antarctica slinken. Dat blijkt nu drie keer zo snel te gaan als in de jaren negentig. Door het afsmelten is het zeewaterniveau de afgelopen 20 jaar met 11,1 millimeter gestegen. Dit is eenvijfde van de totale stijging van de zeespiegel in deze periode. De onderzoekers publiceren hun resultaten in Science van 30 november.

Voor Groenland blijkt dat de afname van de hoeveelheid ijs sinds 1990 overeen komt met eerdere rapportages. Voor Antarctica hebben de onderzoekers de afname van de massa naar beneden bijgesteld. Daarmee is het verlies aan ijsmassa in Groenland nu twee maal zo groot als op Antarctica.
De toename in de snelheid van het afsmelten van de ijskappen is echter onmiskenbaar: van 0,27 mm per jaar in 1992 naar 0,95 mm per jaar nu. ‘Dit betekent dat de ijskappen van Antarctica en Groenland zeer significant bijdragen aan de huidige stijging van de zeespiegel en dat zij dat de komende decennia ook vrijwel zeker zullen blijven doen’, aldus hoogleraar en onderzoeksleider Michiel van den Broeke van de Universiteit Utrecht.

11 Satelietmissies

Sinds het begin van de jaren negentig meten verschillende satellieten veranderingen in de dikte en stroomsnelheid van het ijs op Groenland en Antarctica. Sinds 2002 wordt ook de massaverandering gemeten.
In het onderzoek zijn ijsmetingen van 11 verschillende satellietmissies gecombineerd. Daarvoor moest een immense hoeveelheid meetgegevens ‘vertaald’ worden naar vergelijkbare data. ‘Met de ene techniek is bijvoorbeeld nauwkeuriger maar korter gemeten en met de andere minder nauwkeurig maar langer’, licht Van den Broeke toe.
Nu het combineren van de 11 missies is gelukt, hebben de onderzoekers voor het eerst een volledig beeld van de ontwikkeling van de ijskappen voor de gehele oppervlakte van beide gebieden en gedurende de hele onderzochte periode. Van den Broeke: ‘Dat dit project het mogelijk heeft gemaakt alle beschikbare gegevens te combineren is enorm waardevol. Ik hoop dat deze manier van werken in de toekomst de norm wordt. De ruimtevaartorganisaties die dit soort missies uitvoeren zullen in ieder geval de ervaring die wij in dit onderzoek hebben opgedaan verwerken in toekomstige satellietmissies.’

Urgentie

De aandacht voor satellietmissies is ook urgent. Twee satellieten waarmee ijshoogtemetingen werden gedaan, de Amerikaanse ICESat en de Europese Envisat, zijn onlangs gestopt met meten. Een derde missie die zwaartekrachtmetingen uitvoert, GRACE, zal binnenkort beëindigd zijn, en wordt pas in 2017 opgevolgd. Een nieuwe Europese satelliet om ijsdikte te meten, CryoSat-2, is in 2010 gelanceerd, maar gegevens hiervan zijn nog maar mondjesmaat voorhanden. ‘Het is belangrijk dat zo veel mogelijk metingen gecontinueerd worden, anders ontstaan er hiaten in de data. Dan wordt het nog moeilijker om toekomstige ontwikkelingen te voorspellen’, aldus Van den Broeke.

Publicatie

‘A reconciled estimate of ice sheet mass balance’; Science 30 November 2012, DOI: 10.1126/science.1228102.
Utrechtse co-auteurs: prof.dr. Michiel van den Broeke (onderzoeksleider) en dr. Willem Jan van de Berg met hun promovendi Jan van Angelen, Jan Lenaerts en Stefan Ligtenberg, , Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht.
 
Dit onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van NASA en ESA, de Amerikaanse, respectievelijk Europese ruimtevaartorganisatie. Het werd daarnaast gefinancierd door onder meer de Universiteit Utrecht, het Nederlands Polair Programma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Britse en Amerikaanse equivalenten hiervan.

Meer informatie

Monica van der Garde, persvoorlichter faculteit Bètawetenschappen, m.vandergarde@uu.nl, tel.: 06 13 66 14 38.