Met de landbouwsector werken aan de transitie naar regeneratieve landbouw

Koeien langs de sloot
Foto: istock.com/Durk Talsma

1000 boeren in de transitie naar regeneratieve landbouw meenemen – die zowel de bodem, de biodiversiteit als de waterkwaliteit ondersteunt - dat is het doel van het project ReGeNL, waar de Universiteit Utrecht de komende zeven jaar aan meewerkt. Dat doet zij samen met overheden, de financiële sector, partners in de voedselketen en meerdere Nederlandse kennis- en onderwijsinstellingen. Een uitdagende onderneming: boeren worden geconfronteerd met financiële uitdagingen, complexe wetgeving en regeldruk. De departementen Rechtsgeleerdheid, Economie (U.S.E.) en het Sustainable Finance Lab (SFL) gaan  de landbouwsector in deze transitie ondersteunen.

ReGeNL is een zevenjarig, transdisciplinair project met vier Nederlandse universiteiten, meerdere Hogescholen en meer dan 60 praktijkpartners, zegt universitair docent Helen Toxopeus van de Utrecht ľ¹Ï¸£ÀûÓ°ÊÓ School of Economics (U.S.E.). Het project van bijna 130 miljoen euro wordt gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. De Universiteit Utrecht werkt binnen ReGeNL aan transitiepaden en het scheppen van bestuurlijke, juridische en financiële randvoorwaarden voor transitie. De interdisciplinaire samenwerking wordt binnen de universiteit gecoördineerd door Jerry van Dijk van het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling.

Transitie naar een regeneratieve landbouw

Een transitie naar een regeneratieve landbouw houdt in dat de landbouwpraktijk ook de bodem, de biodiversiteit en de waterkwaliteit ondersteunt, oftewel dat private boerenbedrijven publieke goederen helpen realiseren en behouden, legt Toxopeus uit. Op dit moment hebben veel boeren gewoon niet het geld voor zo’n transitie, omdat hun winstmarge klein is, het regeneratieve verdienmodel onduidelijk en omdat ze al veel schulden hebben. Tegelijkertijd is het actieperspectief ook moeilijk voor bijvoorbeeld de Rabobank, omdat leningen aan reguliere boeren onderdeel van hun huidige verdienmodel zijn.

We weten dat het voor boeren moeilijk is om naar een regeneratief bedrijfsmodel om te schakelen en daar financiering voor te vinden, beaamt Dieuwertje Bosma van het Sustainable Finance Lab (SFL), dat als financiële denktank onderdak heeft bij U.S.E. en betrokken is bij het project. Het SFL fungeert al ruim tien jaar als brug tussen de financiële sector, beleidsmakers en de academische wereld rondom het thema sustainable finance.

Waar we bijvoorbeeld naar gaan kijken, is de rol van alternatieve eigenaarschap- en financieringsmodellen die regeneratieve bedrijfsactiviteiten ondersteunen. De vraag is dan bijvoorbeeld hoe een bank een de juridische structuur en de risico's die eraan verbonden zijn, taxeert.

Om 1000 boeren mee te krijgen van conventionele naar regeneratieve landbouw, moeten een heleboel puzzelstukjes op hun plek vallen. Denk aan hoe de bedrijfsfinanciering minder afhankelijk kan worden van de hoge grondprijs in Nederland, die de winstmarges van beginnende boeren drukt. Samen met financiële instellingen (zoals InvestNL, Rabobank en van Lanschot Kempen) en onderzoekers van Rotterdam School of Management (RSM) en Wageningen ľ¹Ï¸£ÀûÓ°ÊÓ & Research (WUR) wordt gezocht naar concrete oplossingen.

Het idee is dat alle partijen die actie kunnen ondernemen in deze transitie, onderdeel zijn van het project.

Dr. Helen Toxopeus
Helen Toxopeus

Vanuit het departement Rechtsgeleerdheid brengen Sybe de Vries en Pauline Phoa hun expertise in bij ReGeNL. Er wordt veel verwacht van samenwerking in de keten en tussen boeren onderling en dit leidt tot juridische vragen rondom mededinging en staatssteun wanneer financiering wordt verstrekt vanuit de overheid. Daarnaast worden boeren geconfronteerd met vooral Europese regelgeving op het terrein van voedsel en landbouw. Doordat we juridisch, bedrijfskundige en financiële kennis bundelen is er een grotere kans dat we tot werkende oplossingen komen die deze transitie mogelijk maken, aldus Sybe de Vries.

Het idee is dat alle partijen die actie kunnen ondernemen in deze transitie, onderdeel zijn van het project, vertelt Toxopeus. Het ministerie van LVVN, de financiële sector, brancheverenigingen, ketenpartijen en sectororganisaties – ze zitten allemaal in het project en hebben zich gecommitteerd om daadwerkelijk onderdeel te zijn van deze verandering. Een belangrijke reden daarvoor is dat ze samen willen leren hoe deze transitie te realiseren, en elkaar hiervoor nodig hebben.

Aanpak op drie niveaus

ReGeNL onderzoekt en ondersteunt op drie niveaus hoe de landbouwsector de transitie kan realiseren. Het eerste niveau is het bedrijfsniveau, vertelt Helen Toxopeus. Wat wordt het businessmodel voor een regeneratief landbouwbedrijf, hoe financier je dat en welke juridische vragen spelen daarbij?

De risico’s en kosten van de transitie moeten eerlijk verdeeld worden en partijen moeten tegelijk gaan bewegen – een soort synchroonzwemmen.

Helen Toxopeus

Daarnaast kijkt het project naar partijen in de voedselketen. Tussen boer en consument zit een lange keten met invloedrijke partijen, zoals FrieslandCampina, supermarkten en banken. Die moeten ook meebewegen. De risico’s en kosten van de transitie moeten eerlijk verdeeld worden en partijen moeten tegelijk gaan bewegen – een soort synchroonzwemmen.

Tot slot is er aandacht voor het gebiedsperspectief. Wil je maatschappelijke en ecologische doelen halen, dan moet je samen met boeren en lokale partijen naar het hele gebied kijken, zegt ze. In het ene gebied is water vasthouden belangrijk, in andere gebieden spelen biodiversiteitsdoelstellingen, of beiden. Mogelijk zijn er in een gebied publieke en private actoren bereid boeren te vergoeden voor lokale ecosysteemdiensten. Maatwerk is nodig. Dat betekent dat de manier waarop boeren in verschillende gebieden aan hun verdienmodel komen, kan verschillen.

(tekst gaat verder onder afbeelding)

Plantje dat uit de aarde opkomt
Foto: istock.com/zoya2222

Uitdagingen voor boerenbedrijven

Er zijn verschillende uitdagingen. We hebben het over regeneratieve, niet biologische landbouw, zegt . Wanneer jij als consument een biologisch product koopt, dan heeft dat een keurmerk, en ben je bereid daar wat extra's voor te betalen. Hier gaat het om de uitdaging op grote schaal voedingsmiddelen aan te bieden die nu nog geen keurmerk hebben, maar wel beter zijn voor maatschappij, natuur en economie.

Het is belangrijk om voor de financiering deze transitie ook echt vanuit de boer te doordenken

Ook moet er specifiek worden nagedacht over het boerenbedrijf. Boerenbedrijven zijn vaak familiebedrijven, vult Toxopeus aan. Mensen die een verbinding hebben met de grond. Het is niet alleen hun bedrijf, het is ook hun thuis, soms al generaties lang, en waar ze een bepaalde manier van leven en werken doorgeven. Daarom is het belangrijk om voor de financiering deze transitie ook echt vanuit de boer te doordenken. Ze zullen bijvoorbeeld niet snel hoge investeringsrisico’s nemen, en lage winstmarges van de reguliere landbouw tolereren, omdat ze hun bedrijf niet kwijt willen.

Bosma voegt daaraan toe: Daarnaast is in Nederland de landbouwgrondprijs het hoogst van heel Europa. Dat maakt het dus ook heel moeilijk voor boerenbedrijven om een lening te krijgen om bijvoorbeeld meer grond aan te kopen voor het extensiveren van de veeteelt. Zij dragen dan een hoge schuldenlast omdat hun landbouwgrond speculatieve waarde heeft wat de prijs opdrijft. Dat maakt het voor nieuwkomers op de landbouwmarkt vrijwel onmogelijk om een nieuwe boerderij te beginnen. Dus je kunt eigenlijk alleen erven of voortzetten - en dan heb je ook niet zo heel veel aan de dure grond. Je hebt er pas wat aan als je verkoopt, maar dan ben je ook je (familie)boerderij kwijt.

Verder komt er veel Europese regelgeving op de boeren af waar zij én het ministerie mee worstelen. Denk aan de nieuwe Europese Natuurherstelwet die bindende streefcijfers en verplichtingen voor natuurherstel voor alle ecosystemen oplegt, vult Sybe de Vries aan, of het Europese mededingings- en staatssteunrecht die de ruimte voor samenwerking en financiering bepaalt. Overigens bieden deze en andere Europese regels vaak ook kansen voor boeren om over te stappen op een meer regeneratief landbouwmodel.

Samenwerken aan oplossingen

De vraag is: wat hebben de verschillende actoren - boerenbedrijven, financiële instellingen, ketenbedrijven en overheden - nodig om de transitie te ondersteunen én zelf te veranderen? Concreet gaan deze partijen samen werken aan financiële keteninnovatie. Er lopen al een aantal gesprekken over gebiedsfondsen, natuurlijk kapitaal, oplossingen voor de hoge grondprijs en nieuwe financieringsinstrumenten.

We verwachten onder andere dat we oplossingen gaan vinden in de publiek-private sfeer, zegt Toxopeus. Wat kan de overheid doen op het gebied van wetgeving? Wat kunnen financiële instellingen bijdragen door hun werkwijze te veranderen? Hoe kunnen ketenpartijen bijdragen? Ook spelers zoals waterschappen en provincies worden betrokken, die baat hebben bij bijvoorbeeld waterkwaliteit en het behalen van natuurdoelstellingen, en financieel bij kunnen dragen aan de transitie naar regeneratieve landbouw. Het wordt een soort meerjarige puzzel waarmee deze transitie gezamenlijk gefinancierd en gerealiseerd gaat worden.

Meer informatie

Wilt u meer weten over dit project, neem dan contact op met Dieuwertje Bosma (Sustainable Finance Lab) d.bosma1@uu.nl, Helen Toxopeus (Utrecht ľ¹Ï¸£ÀûÓ°ÊÓ School of Economics) h.s.toxopeus@uu.nl of Sybe de Vries (Departement Rechtsgeleerdheid) s.a.devries@uu.nl.

Kijk voor het laatste ontwikkelingen van het ReGeNL project op de website.