Mastitisvaccins: een praktisch overzicht

Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Dit artikel is gebaseerd op de bachelorscriptie van Dirk van Aaken uit Maart 2014.

Mastitis is een belangrijk probleem in onze melkveehouderij en zorgt voor verminderde melkkwaliteit en -productie en daardoor aanzienlijke economische schade. Afhankelijk van het tankcelgetal variëren de totale kosten door subklinische en klinische mastitis op een Nederlands melkveebedrijf van 65 tot 182 euro per koe per jaar. De gemiddelde kosten van een klinisch mastitisgeval liggen rond 210 euro per koe.

Met de introductie van het bedrijfsgezondheidsplan (BGP) is de preventieve diergezondheidszorg in de melkveehouderij meer zichtbaar geworden. Mastitispreventie bestaat voornamelijk uit managementmaatregelen. We proberen melktechniek, speendesinfectie, omgevings- en koehygiëne en droogzetmanagement zo goed mogelijk uit te voeren. Onder de huidige regelgeving met betrekking tot het antibioticagebruik is het voor de voet weg droogzetten van alle koeien mét antibiotica niet meer mogelijk. Andere preventieve maatregelen, zoals vaccinatie, krijgen daardoor meer aandacht.

In de Verenigde Staten zijn ruim veertig jaar mastitisvaccins op de markt. Ze worden daar ingezet ter preventie van intramammaire infecties veroorzaakt door Eschirichia coli, Streptococcus uberis, Staphylococcus aureus en Coagulase negatieve stafylokokken (CNS). E. coli-vaccins zoals Enviracorâ„¢ J5, J-vac® én S. aureus-vaccins zoals Lysigin© zijn uitgebreid bestudeerd, al zijn relatief weinig 'field trials' uitgevoerd. Voor het geregistreerde S. uberis-vaccin zijn geen 'peer-reviewed' artikelen op basis waarvan de effectiviteit kan worden beoordeeld.

De belangrijkste mastitispathogenen in Nederland zijn E. coli, S. aureus, streptococcus spp. en CNS. Door de verscheidenheid aan pathogenen en stammen is het niet eenvoudig een werkzaam vaccin tegen mastitis te ontwikkelen.

Het volledige artikel is verschenen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1 december 2016