Kinderen uit covidperiode zagen geen verschil tussen blij en bang gezicht
Baby’s van 10 maanden en peuters van een jaar of drie die opgroeiden tijdens de coronapandemie zagen geen verschil tussen een blij en een angstig gezicht. Dat concluderen jeugdonderzoekers van de Universiteit Utrecht. Hun bevindingen zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift .
De Utrechtse onderzoekers wilden weten of de sociale beperkingen die tijdens de pandemie van kracht waren, zoals verminderde persoonlijke interacties en het dragen van mondkapjes, invloed hadden op de vroege hersenontwikkeling van baby’s en peuters. Jeugdonderzoeker Carlijn van den Boomen: “Op die leeftijd leren kinderen veel van het observeren van gezichten. Ze leren emoties van elkaar te onderscheiden en te interpreteren” Van den Boomen en haar collega’s vroegen zich af of een verminderde verscheidenheid aan blootstelling aan gezichten invloed heeft op hoe kinderen gezichten verwerken en of ze onderscheid kunnen maken tussen verschillende emotionele uitdrukkingen.
Bijna 1000 kinderen
De jeugdonderzoekers, betrokken bij het Utrechtse YOUth-onderzoek, onderzochten bijna 1000 kinderen. Voor de pandemie deden 462 kinderen mee binnen dit langlopende onderzoek naar de gezonde ontwikkeling van kinderen, tijdens de pandemie waren dat 473 kinderen. Van den Boomen: “Dat is voor ons veld een grote studie. Nooit eerder hebben we de effecten van een verminderde verscheidenheid aan sociale input op zo'n grote schaal kunnen bestuderen.”
Verschil tussen twee emoties
De onderzoekers maten de hersenactiviteit van de kinderen terwijl ze naar blije en bange gezichten keken. Voor de pandemie zagen de onderzoekers dat de hersenen van de baby’s en peuters het verschil tussen deze twee emoties opmerkten. Maar gedurende de pandemie waren kinderen van deze leeftijd niet langer in staat om het verschil tussen een blij en bang gezicht te zien. Dit leek vooral te komen doordat ze blije gezichten minder goed verwerkten. “De hersenen reageerden anders op blije gezichten. De kinderen leken minder bekend te zijn met blije gezichten.”
Ouders en beleidsmakers moeten weten welke effecten het toenmalige beleid op deze jonge kinderen had.
Toenmalig beleid
Van den Boomen geeft aan dat de onderzoeksresultaten van groot belang zijn. Niet alleen voor ouders, maar ook voor beleidsmakers: “Het betreft zoveel kinderen. Ouders en beleidsmakers moeten weten welke effecten het toenmalige beleid op deze jonge kinderen had.” Het onderzoek toont aan hoe belangrijk het is dat kinderen verschillende mensen te zien krijgen. “Alleen door veel ervaring op te doen met verschillende mensen, met verschillende situaties, leren kinderen verschillende emoties te interpreteren.”
Toekomst
Of kinderen na de coronaperiode weer emoties leerden onderscheiden, hebben de jeugdonderzoekers nog niet kunnen onderzoeken. “Wel zien we dat kinderen van 10 maanden tijdens de pandemie een langzamere sociale ontwikkeling hadden, maar dat dit daarna herstelde.” Van den Boomen stelt dat er goede hoop is dat ook de emotieverwerking weer verbeterde. “Maar zelfs als dat zo is, zijn andere langdurige gevolgen niet uit te sluiten. Gevolgen uit een periode waarin de hersenen van kinderen emoties niet konden onderscheiden. Emoties herkennen is zo belangrijk voor sociale ontwikkeling, en voor leren. Mogelijk hebben de kinderen zich daardoor ook op andere vlakken minder goed kunnen ontwikkelen tijdens de coronaperiode.”