‘Hoorrecht’ voor burgers bij geweldsgebruik politie: mogelijk maar niet praktisch of zinvol
Onderzoek Universiteit Utrecht naar positie burgers bij interne meldingen geweldsaanwending
Op vrijdag 16 december heeft het WODC het rapport ‘Luisteren naar burgers na geweldsaanwending’ gepubliceerd. Onderzoekers van het departement Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht gaan hierin de mogelijkheid na of burgers die betrokken zijn bij geweldsgebruik door de politie, het recht zouden moeten krijgen om hierover te worden gehoord bij intern politieonderzoek naar het incident. Een meerderheid van de Tweede Kamer vindt zo’n aanvullend ‘hoorrecht’ passend voor een modern en transparant politiekorps, ook al hebben burgers momenteel reeds toegang tot de klachtencommissie. De belangrijkste conclusie is dat dit hoorrecht juridisch weliswaar mogelijk is, maar in de praktijk lastig valt te organiseren. Er zijn wellicht betere oplossingen.
Ambtsinstructie en geweldsaanwending
De vraag naar dit onderzoek kwam op tijdens de parlementaire behandeling van de stelselherziening geweldsaanwending door de politie. In de Ambtsinstructie is de procedure beschreven die politieambtenaren moeten volgen na geweldsaanwending. Deze procedure betreft gevallen waarin hun melding van het incident niet wordt ‘gemuteerd’ – dat wil zeggen voor kennisgeving aangenomen – maar wordt geregistreerd. Na registratie volgt behandeling door de commissie geweldsaanwending van de betreffende eenheid (bestaande uit experts op het gebied van geweldsaanwending door de politie en uit één onafhankelijk extern lid), die vervolgens de politiechef adviseert omtrent zijn oordeel of de geweldsaanwending professioneel te verantwoorden viel.
In de Tweede Kamer werd het voornemen om dergelijke commissies in te stellen met instemming ontvangen, maar de Kamer vroeg zich wel af of het niet geraden zou zijn om die commissie dan niet ook de bij het geweldsgebruik betrokken burgers te laten horen. De Minister van Justitie en Veiligheid meende echter dat voor burgers de klachtprocedure is bedoeld en dat een ‘hoorrecht’ voor burgers geen goed idee zou zijn.
Nader onderzoek gewenst
Daarop nam de Kamer een motie aan waarin het de minister opdroeg om meer duidelijkheid over deze kwestie te krijgen. De minister heeft vervolgens opdracht gegeven voor nader onderzoek, met als centrale vraag: “Is het, mede gelet op mogelijke juridische gevolgen, mogelijk, en zo ja: op welke wijze, om een hoorrecht van de betrokken burger bij het interne beoordelingsproces door de commissies geweldsaanwending bij de politie in te richten?”. Onderzoekers van het Utrechtse Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging – Joep Lindeman, Benny van der Vorm, Dave van Toor en Imelda Tappeiner – gingen hiermee aan de slag.
Allereerst brachten zij gedetailleerd in kaart welke procedures er rond geweldsaanwending door de politie bestaan. Dat zijn: de al genoemde interne procedure, een klachtprocedure van de burger, een disciplinaire procedure tegen de politieambtenaar, een strafzaak tegen de politieambtenaar, een strafzaak tegen de betrokken burger, of een door de burger aangespannen civiele procedure voor schadevergoeding. Hiervan kent alleen de klachtprocedure een ‘hoorplicht’ – dat niet hetzelfde is als een hoorrecht. Bij de overige procedures klinkt de stem van de burger alleen als getuige, of in een slachtofferverklaring.
Het invoeren van een hoorrecht leidt denkelijk des te meer tot teleurstelling over het uitblijven van een tastbaar resultaat
Wat voegt hoorrecht toe?
De onderzoekers stellen dat een ‘hoorrecht’ in het Nederlandse recht bijna nergens voorkomt. Zij zien dan ook niet direct een juridische noodzaak tot een hoorrecht. Aan de andere kant is er juridisch gezien ook niet heel veel op tegen. Er zijn echter wel andere belemmeringen, zo bleek uit interviews met vertegenwoordigers van de betrokken partijen, zowel aan de kant van politie als aan burgerzijde.
Zo zou invoering van een hoorrecht een forse werkbelasting met zich brengen, want de commissies geweldsaanwending beoordelen elk honderden geregistreerde meldingen per jaar. Ook zou het politiemensen terughoudender kunnen maken bij het geven van toelichting bij geregistreerde meldingen, waardoor een van de belangrijke doelen van de interne procedure – het leereffect – op het spel staat. Daarnaast is er mogelijk forse overlap met de klachtprocedure, waarin óók hoor en wederhoor van de burger en de politieambtenaar plaatsvindt.
Waken voor hoge verwachtingen
Ook van burgerzijde bekeken, zal een hoorrecht binnen de interne procedure bestaande problemen niet oplossen. In de bestaande klachtenprocedure komt het al niet telkens tot een betekenisvolle dialoog tussen politieambtenaar en burger. “De klager ‘horen’ en ‘naar de klager luisteren’ gaat kennelijk niet altijd samen”, schrijven de onderzoekers hierover. Aangezien de interne procedure helemaal niet is gericht op de relatie tussen burger en politie, zal het horen van burgers, zo verwachten zij, hen vaak niet brengen wat ze verwachten. Ook zal het hoorrecht niets veranderen aan het feit dat veel incidenten waarover burgers gehoord zouden willen worden, gemuteerde meldingen betreffen, die in beginsel niet meer nader worden onderzocht. “Het invoeren van een hoorrecht leidt denkelijk des te meer tot teleurstelling over het uitblijven van een tastbaar resultaat.”
Er is ruimte voor verbetering als het gaat om - in onze woorden - een betekenisvolle dialoog. De klager ‘horen’ en ‘naar de klager luisteren’ gaat kennelijk niet altijd samen
Het gaat om de dialoog
Alle betrokkenen komen eigenlijk tot dezelfde slotsom: een betekenisvolle rol voor burgers is in de huidige interne procedure niet goed denkbaar. Waar wel direct winst valt te boeken – zo valt onder de respondenten te bespeuren – is in de wijze waarop de politie informeel en heel snel op een betekenisvolle wijze met bij geweld betrokken burgers in gesprek kan gaan. Hierbij gaat het om het herstellen en in stand houden van het vertrouwen van de burger in de politie én om verantwoording afleggen door de politie over geweldsaanwending.
Daarnaast is het denkbaar, stellen de auteurs, om in bepaalde gevallen de specifieke expertise van de commissie geweldsaanwending en de onafhankelijkheid en burgergerichte aanpak van de klachtencommissie te combineren. Dat geeft ruimte om het politieoptreden niet alleen als wel of niet volgens de regels te beoordelen, maar ook om de context van de situatie en de beleving van de burger in de beoordeling te betrekken.
_____________
Het rapport “Luisteren naar burgers na geweldsaanwending - Onderzoek naar het horen van burgers na geweldsaanwending door de politie” is opgesteld door mr. dr. J.M.W. Lindeman, mr. dr. B. van der Vorm, mr. dr. D.A.G. van Toor en mr. dr. I.U. Tappeiner en is op 16 december 2021 gepubliceerd door het WODC
Zie het op de website van het WODC met daarbij de link naar het volledige rapport
Zie de op het rapport van de minister van Justitie en Veiligheid