Het koolstofbudget van landen is scheef berekend
Om de klimaatdoelen van het Akkoord van Parijs te halen, moeten landen hun ‘fair share’-doelstellingen volgen. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht ontdekten een vertekening in de manier waarop die ambities tot nu toe werden berekend: "Eerdere studies die de uitstootruimte van landen aangeven, bevoordelen landen met een hoge uitstoot ten koste van de meest kwetsbare landen." Dit heeft gevolgen voor wereldwijde maatregelen tegen klimaatverandering. Het onderzoek, onder leiding van Yann Robiou du Pont, wordt op 3 september gepubliceerd in Nature Communications.
De onderzoekers stellen dat eerdere berekeningen een vertekening lieten zien. Die gingen namelijk uit van verschuivende emissiedoelen en keken niet naar de historische verantwoordelijkheid en financiële draagkracht. Daarom komen de onderzoekers met een alternatieve methode, die becijfert hoeveel landen werkelijk mogen uitstoten. Deze eerlijkere berekening voorkomt uitstel van emissiereducties. Omdat de eerder onderhandelde doelen volgens deze nieuwe methode niet voldoen, onderstreept het onderzoek de groeiende rol van rechtbanken bij het waarborgen van klimaat- en mensenrechten. De studie laat zien dat landen met een hoge uitstoot, vooral de G7, Rusland en China, beter hun best moeten doen om de klimaatdoelen te behalen.
Benadering op basis van historische verantwoordelijkheid
Bij een eerlijke verdeling van de emissierechten wordt het mondiale koolstofbudget over de landen verdeeld op basis van principes als historische verantwoordelijkheid, capaciteit en ontwikkelingsbehoeften. Zo krijgt elk land een ‘eerlijk aandeel’ van de toegestane uitstoot toegewezen. Onder het akkoord van Parijs geven deze toewijzingen aan waartoe elk land zich moet verbinden om de opwarming van de aarde gezamenlijk te beperken tot 1,5 °C en ruim onder 2 °C te houden.
Door iedere nieuwe ‘fair share’-beoordeling te berekenen op basis van de situatie op het moment van beoordelen, laten we grote vervuilende landen steeds meer vrijuit gaan. Dit legt een zwaardere last op landen die het minst hebben bijgedragen aan de crisis, of, realistischer gezien, brengt de wereld dichter bij een catastrofale opwarming van de aarde. Daarom stellen de auteurs voor om de toewijzing van ‘fair-share’-emissies te berekenen op basis van de historische bijdragen van landen aan klimaatverandering en hun capaciteit om in te grijpen. Dit creëert een nieuwe basislijn, waardoor de emissietrajecten van sommige landen plotseling en drastisch veranderen, in plaats van een geleidelijke daling te volgen. Vooral rijkere landen met hoge emissies moeten onmiddellijk aan de slag. Omdat de benodigde reducties voor deze landen te groot zijn om nationaal te realiseren, zullen ze grote financiële steun moeten leveren voor aanvullende maatregelen in armere landen.
Belangrijk is dat het wegnemen van de beloning voor stilzitten de rangorde verandert van de kloof tussen de huidige toezeggingen en de eerlijke emissietoewijzingen, zelfs binnen de groep van rijke landen. Dan blijken de VS, Australië, Canada, de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië de grootste kloof te hebben, en moeten zij dus de meeste extra inspanningen leveren en extra financiering beschikbaar stellen. Veel discussies over rechtvaardigheid richten zich op ontwikkelde versus ontwikkelingslanden, maar deze studie laat vooral zien dat sommige rijke landen beloond worden voor hun inactiviteit vergeleken met andere, ambitieuzere rijke landen.
Klimaatrechtszaken
Studies naar ‘fair share’, zoals deze, worden steeds vaker gebruikt in klimaatrechtszaken, zoals de KlimaSeniorinnen-zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het Hof erkende dat onvoldoende nationaal klimaatbeleid een schending van de mensenrechten vormt. Landen moeten verantwoorden hoe hun klimaatbeloften een eerlijke bijdrage leveren aan de wereldwijde doelstellingen. Rechters baseren zich op ‘fair share’ beoordelingen om te bepalen of nationale emissiedoelen voldoende en rechtvaardig zijn. Scheve rekenmethodes in de beoordelingen hebben dus een reële impact: ze kunnen juridische uitspraken beïnvloeden, beleidsverplichtingen beïnvloeden en de publieke opinie informeren. Rechters worden daarmee een belangrijke factor in het waarborgen van verantwoordingsplicht en het indirect bevorderen van samenwerking wanneer politieke en diplomatieke onderhandelingen tekortschieten. In een baanbrekend advies van 23 juli 2025 bevestigde het Internationaal Gerechtshof dat landen wettelijk verplicht zijn om aanzienlijke schade aan het klimaatsysteem te voorkomen, met een nadruk op de plicht om collectief en dringend op te treden. "Dit versterkt en onderstreept de groeiende rol van rechtbanken bij het afdwingen van klimaatrechtvaardigheid", aldus Robiou du Pont.
Morele plicht
Het oplossen van de klimaatcrisis is een morele plicht die al lang wordt onderkend door activisten en wetenschappers op het gebied van klimaatrechtvaardigheid. In de praktijk zien we dat het gebrek aan eerlijke inspanningen van landen met de grootste verantwoordelijkheid om op te treden, resulteert in onvoldoende actie op mondiaal niveau. Een eerlijkere verdeling van de inspanningen zal waarschijnlijk leiden tot meer ambitieuze uitkomsten wereldwijd. Deze studie laat zien dat onmiddellijke klimaatinspanningen en internationale financiële steun essentieel zijn om in lijn te komen met internationale afspraken om de opwarming van de aarde te beperken.
Artikel
Robiou du Pont, Y., Dekker, M., van Vuuren, D., Schaeffer, M. 'Effect of discontinuous fair-share emissions allocations immediately based on equity.' Nature Communications (2025), .