Het dierdonorcodicil zorgt voor proefdiervrij anatomieonderwijs
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
Sinds jaar en dag wordt door de faculteit diergeneeskunde anatomieonderwijs aan haar studenten gegeven. Tijdens het zogenaamde snijpracticum oefenen de studenten op kadavers van honden en katten. Voorheen moest de faculteit voor het anatomisch- en chirurgisch onderwijs speciaal surplus dieren aankopen en euthanaseren. Sinds 2010 bestaat echter het Dierdonorcodicil.
Hiermee kunnen eigenaren hun overleden huisdieren aan de faculteit doneren en ter beschikking stellen voor het anatomisch en chirurgisch onderwijs aan de studenten. Hierdoor zijn de levens van vele proefdiervrij te kunnen houden blijven donaties echter hard nodig.
De Universiteit Utrecht is al 35 jaar bezig met het zoeken naar en realiseren van alternatieven voor dierproeven. Hierbij wordt zoveel mogelijk gestreefd naar vervanging, vermindering en verfijning van de proeven, de zogenaamde drie V’s. Een mooi voorbeeld van vervanging is de samenwerking tussen de faculteit diergeneeskunde en stichting Proefdiervrij die heeft geleid tot de ontwikkeling van het dierdonorcodicil, waarmee eigenaren hun overleden huisdier kunnen doneren voor onderwijsdoeleinden. Elke gedoneerd huisdier spaart het leven van (minstens) één proefdier. ``Sinds het ontstaan in 2010 is het op deze manier niet meer nodig geweest om surplus proefdieren aan te voeren,’’ aldus Tijmen den Ouden, ingenieur Diermanagement. Als lid van het bedrijfsvoeringteam van de klinische sector van de faculteit diergeneeskunde heeft hij onder andere proefdierbeleid in zijn portefeuille. ``De grootste vraag is er naar honden, die worden dan ook het meeste gedoneerd. Daarnaast krijgen wij ook katten, knaagdieren en een enkel konijn aangeboden. Jaarlijks hebben wij minstens 175 gedoneerde honden nodig, we merken echter dat het aanbod de laatste jaren terugloopt.’’
Het volledige artikel is verschenen in het tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1 juli 2018