“Grootste kans op therapie als we de oorzaak van de ziekte begrijpen”
Farmareus Pfizer stopt met onderzoek naar medicijnen Alzheimer en Parkinson:
Farmareus Pfizer kondigde vorige week aan dat het stopt met de ontwikkeling van medicijnen voor de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson. Jarenlange (forse) investeringen hebben geen doorbraak opgeleverd. “Beide ziekten ontwikkelen zich vooral bij mensen op oudere leeftijd en we zoeken nog steeds naar wat er dan in de hersenen precies misgaat”, licht Alzheimer-onderzoeker prof. Elly Hol van het Hersencentrum UMC Utrecht toe. “Het is tijd om op een andere manier naar neurodegeneratieve ziekten te kijken”, stelt Parkinson onderzoeker prof. Aletta Kraneveld van de Universiteit Utrecht.
“Alzheimer is een ziekte die zich langzaam ontwikkelt. Je moet patiënten dus enkele jaren volgen voordat je weet of een middel iets doet. Dat maakt het onderzoek erg duur. Vanuit hun kosten-baten analyse begrijp ik de beslissing van Pfizer dan ook wel”, reageert Elly Hol, naast hoogleraar aan de Universiteit Utrecht ook voorzitter van de Wetenschappelijke Adviesraad van Alzheimer Nederland.
Plaques, tangles en een ontstekingsreactie
Alzheimer, Parkinson en andere ziekten waarbij de zenuwcellen in de hersenen worden aangetast, blijken bovendien moeilijk te begrijpen. Als je hersenen van Alzheimer-patiënten onder de microscoop legt, zie je drie verschijnselen, legt Hol uit. Ten eerste de amyloïde plaques, een samenklontering van eiwitten tussen de zenuwcellen. Die blijken de trigger voor het ziekteproces te zijn. Na enige tijd treedt in reactie op de plaques bovendien een soort ontstekingsreactie op. Daarnaast ontstaan in de zenuwcellen zelf opeenhopingen van eiwitten, de neurofibrillaire tangles.
Waarom worden mensen dement?
Farmaceutische bedrijven hebben voor beide ziekten vooral ingezet op middelen die aangrijpen op de eiwitten in de plaques (amyloïd, bij Alzheimer) en de Lewy bodies (α-synucleïne, bij Parkinson), vertelt prof. Aletta Kraneveld, gespecialiseerd in onderzoek naar de relatie tussen de hersenen, het immuunsysteem en de darmen. Wetenschappelijk is inmiddels echter de vraag of de ophoping van eiwit inderdaad de óórzaak is van de aantasting van de zenuwcellen in het brein. Het lijkt ook een beschermingsmechanisme te kunnen zijn. “Alzheimer zelf heeft honderd jaar geleden de plaques en tangles al beschreven. Toch weten we nog steeds niet met welk cellulair proces de dementie begint”, vult Hol aan.
Honderdvijftig hypothesen
Het fundamentele onderzoek heeft inmiddels wel heel veel meer kennis opgeleverd. Hol schat dat hierdoor inmiddels zo’n honderdvijftig hypothesen voor het ontstaan van Alzheimer bestaan. Zo complex zijn de verschillende verschijnselen en hun onderlinge relaties. Plaques, en dan met name amyloïd oligomeren, zijn bijvoorbeeld wel de trigger voor het ziekteproces, maar een deel van de mensen met plaques ontwikkelt geen Alzheimer. En de ontstekingsreactie, waar Hol aan werkt, is waarschijnlijk het gevolg van de plaques en daardoor mogelijk de - indirecte - veroorzaker van dementie.
Kansrijke route
Hol ziet in deze ontdekking een mogelijk kansrijke nieuwe route voor de behandeling van Alzheimer. De ontstekingsreactie is in feite een overbelasting van de zogenaamde gliacellen in de hersenen. Die ondersteunen de communicatie tussen de zenuwcellen en ruimen ook ophopingen van eiwitten op. “Maar als de gliacellen continu plaques moeten opruimen, komen ze niet meer toe aan het ondersteunen van de communicatie tussen de zenuwcellen. Dit leidt tot cognitieve achteruitgang en uiteindelijk tot dementie. Wellicht dat een middel gevonden kan worden dat deze reactie voorkomt of zelfs terugdraait.”
Vaccins in de herkansing?
Daarnaast wordt ook nog steeds gewerkt aan het veiliger maken van amyloïd vaccins, een doorbraak uit de jaren negentig. Zo’n vaccin bleek in Alzheimer-muizen goed te werken om de plaques tegen te gaan en op te ruimen. Een eerste klinische trial stopte echter snel, omdat enkele patiënten een immuunreactie ontwikkelden. Toch is dit nog steeds een interessante optie, vindt Hol, omdat amyloïd de eerste trigger is in het hele dementieproces. “De kans op een succesvolle therapie blijft echter het grootst als we weten welk cellulair proces de oorzaak van de ziekte is”, onderstreept zij.
Andere manier van kijken nodig
Hetzelfde geldt voor Parkinson, vertelt Kraneveld. Daarbij vindt ze dat het tijd is om op een andere manier naar neurodegeneratieve ziekten te kijken: “Onderzoeksresultaten van mijn groep en collega’s wereldwijd, laten bijvoorbeeld zien dat veranderingen in de darmflora effect kunnen hebben op de aantasting van hersencellen. Het wordt steeds duidelijker dat we veel meer systemisch onderzoek gaan doen, naar het geheel van de mens.”
Kloof
Wat de gevolgen van de beslissing van Pfizer zijn voor het wetenschappelijke onderzoek is nog niet duidelijk, vertelt Hol. Het bedrijf betaalt mee aan één onderzoeksproject waar ze aan meewerkt. Een aantal andere grote farmaciebedrijven gaat gewoon door met hun onderzoek naar geneesmiddelen voor Parkinson en Alzheimer. Hol ziet daarnaast vooral kansen in de samenwerking met start ups, die veel universitaire onderzoekers nu al hebben. Tussen hen en de grote bedrijven zit echter een kloof. Grote bedrijven willen pas verder met de ontwikkeling van een middel als er ten minste succesvolle preklinische onderzoeksresultaten zijn. Maar die kunnen wetenschappers en start ups niet financieren.
Meer geld
Moet de overheid daarom meer geld voor dit onderzoek beschikbaar stellen? Hol lacht: “Ja, dat zou zeker helpen! Al hebben de overheid en collectebusfondsen de afgelopen jaren al gezorgd voor een flinke impuls, zoals het Deltaplan Dementie. Maar de maatschappelijke impact van deze ziekte is echt heel groot. Van iedereen die nu tachtig wordt, krijgt meer dan de helft Alzheimer. Dus een grote financiële bijdrage aan het onderzoek vanuit de maatschappij is zeker verdedigbaar.”