Exposoom: hoe je gezondheid wordt bepaald door je omgeving
Gaat het om je gezondheid, dan ben je geneigd vooral te kijken naar hoe je genetisch in elkaar zit. Maar je gezondheid wordt voor driekwart bepaald door omgevingsfactoren. Je omgeving bepaalt in zeer hoge mate je kansen op een gezond leven. Hoe dat zit? Roel Vermeulen, Ulrike Gehring en Kors van der Ent leggen het uit. “Wie opgroeit in een arme wijk, leeft zeven jaar korter dan iemand die opgroeit in een rijke wijk.”
Precies twintig jaar geleden werd het Human Genome Project afgerond - een enorme mijlpaal voor de wetenschap en gezondheidszorg. Want nu wisten we hoe de mens genetisch in elkaar steekt. Het zogeheten ‘genoom’ is onze genetische blauwdruk en bevat alle erfelijke informatie over de opbouw, groei en ontwikkeling van ons lichaam. Dankzij het kraken van onze ‘code’ konden we enorme stappen maken in de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en behandelmethoden.
Nu, twintig jaar verder, is het European Human Exposome Network in volle gang. Daarin werken 24 Europese landen samen om, na het menselijke genoom, nu het menselijke exposoom in kaart te brengen. De Utrechtse hoogleraar Roel Vermeulen, tevens wetenschappelijke directeur van het Institute for Risk Assessment Sciences (UU/UMCU), is één van de coördinatoren van dit netwerk.

"Het exposoom kun je zien als het geheel aan omgevingsfactoren waaraan we gedurende ons leven worden blootgesteld, en die onze gezondheid en ziekte beïnvloeden. Denk aan factoren zoals luchtkwaliteit, leefomgeving en de sociale omstandigheden waaronder iemand opgroeit.
Exposoomonderzoek is dus enorm ambitieus. Want het gaat om het systematisch in kaart brengen van de duizenden chemische stoffen en ontelbare andere zaken die dagelijks invloed op ons hebben. Van daaruit kunnen we beter begrijpen wat ons ziek maakt - en wat niet. Zodat we straks weten welke omgevingsfactoren schadelijk zijn en in welke mate. Daarbij willen we ook weten in welke combinaties deze omgevingsfactoren schadelijk zijn. En in welke fases van ons leven we extra kwetsbaar zijn.
Omdat het over zoveel verschillende factoren gaat, is er niet één enkele methode die al die factoren kan meten, zoals in genetisch onderzoek. Ook geldt bij het exposoom, in tegenstelling tot bij het genoom, dat de omstandigheden in de loop der tijd veranderen. Exposoomonderzoek is dan ook multidisciplinair en maakt gebruik van Big Data."
Kijken door een sleutelgat
Voor de geneeskunde is het exposoom een eyeopener, zegt Kors van der Ent, kinderlongarts in het WKZ (UMCU). “Oude geneeskunde is als kijken door een sleutelgat - je ziet alleen de patiënt en - in mijn geval - diens longen. Je stelt vast wat de aandoening is en op basis daarvan bepaal je wat de behandeling moet zijn. Nieuwe geneeskunde is dat je die aandoening plaatst in de context van het exposoom. Welke omgevingsfactoren hebben invloed op die longen en op die aandoening? Dat neem je mee in je behandeling.”
Maar hoe weet je welke omgevingsfactoren in zo’n geval relevant zijn? Daar komen onderzoekers zoals Ulrike Gehring in het spel. Ze is universitair hoofddocent (UU) en onderzoeker bij het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS). Daar doet ze onderzoek naar de invloed van het milieu op de gezondheid van kinderen. Ze richt zich vooral op de risicofactoren voor astma en allergieën, en de effecten van luchtverontreiniging.
Ulrike: “We doen langlopende studies waarin we grote groepen deelnemers, kinderen en volwassenen, volgen over perioden van tientallen jaren, soms vanaf hun geboorte. Zo kunnen we vaststellen in hoeverre bijvoorbeeld blootstelling aan luchtvervuiling gedurende een bepaalde periode in het leven voorspelt dat je op latere leeftijd een ziekte zoals COPD krijgt.”
Roel vult aan: “Onderzoek bij kinderen is zo belangrijk als je bedenkt dat bij de helft van de COPD-patiënten de oorzaken liggen in de eerste levensjaren, waarin de longfunctie zich niet goed heeft kunnen ontwikkelen, doordat het kind bijvoorbeeld opgroeide met rokende ouders. Maar die ouders vormen maar een van de vele omgevingsfactoren. We doen ook specifiek onderzoek naar chemicaliën en hoe die invloed hebben op gezondheid, waaronder longgezondheid. Er zijn meer dan een miljoen geregistreerde chemische stoffen. We weten inmiddels dat er daarvan 100.000 in allerlei producten zitten die we gebruiken. En dat er 5000 veel voorkomen in onze omgeving. Dat is nog steeds veel en veelomvattend. Maar we komen gaandeweg dus wel steeds beter te weten waaraan we worden blootgesteld. We kunnen het steeds beter meten en in kaart brengen, en kijken of ze gerelateerd zijn aan onze gezondheid.”
Kors: “Om kort te gaan: het maakt nogal uit waar je wieg staat. Groei je op in een wijk met weinig groen, veel luchtvervuiling en allerlei sociaal-maatschappelijke problemen, dan leef je gemiddeld zeven jaar korter dan iemand in een wijk waar die problemen juist niet bestaan. Het verschil in gezonde levensjaren is nog groter. Dat scheelt 15 jaar.” Roel: “Vooral in de steden zie je enorme gezondheidsverschillen. En die verschillen zijn persistent. De schokkende realiteit is dat we daar tot nog toe weinig aan hebben kunnen veranderen.”
Het maakt nogal uit waar je wieg staat. Groei je op in een wijk met weinig groen, veel luchtvervuiling en allerlei sociaal-maatschappelijke problemen, dan leef je gemiddeld zeven jaar korter dan iemand in een wijk waar die problemen juist niet bestaan.
Rookvrije generatie
Dat is natuurlijk geen reden om bij de pakken neer te zitten. Exposoomonderzoek is aanleiding voor veel preventie- en interventieprogramma’s zoals die vaak door de overheid en maatschappelijke organisaties worden ontwikkeld. Een voorbeeld daarvan is de campagne ‘Rookvrije generatie’.
Ulrike: “Ons onderzoek en de adviezen die daaruit voortkomen, leiden ertoe dat er meer aandacht is voor bijvoorbeeld scholen langs drukke wegen. En dat beleidsmakers bewuster bezig zijn met de planning van nieuwe wijken en de locaties van scholen.”
Roel: “Het is belangrijk dat we ‘solution based’ werken. Ik bedoel daarmee: hoe komen we tot effectieve interventies? De eerste mogelijkheid is mensen zo goed mogelijk informeren. Dat kan leiden tot beter begrip en tot gedragsverandering. Maar er zitten beperkingen aan. Je kunt informeren over het nut van gezond eten en sporten. Maar als gezond eten en de voetbalclub te duur voor je zijn, of je omgeving ander gedrag niet ondersteunt, ga je toch je gedrag niet veranderen.
De tweede mogelijkheid is systeemverandering. Een geslaagd voorbeeld is hoe we roken - behalve met informatie, ook met accijnzen en regelgeving - voor een groot deel uit onze maatschappij hebben verbannen. Onze rol als onderzoekers is, denk ik, dat wij relevante kennis vergaren en zorgen dat die kennis wordt ingezet bij systeemverandering.”
Oogkleppen
Kors: “Mag ik ten slotte nog een voorbeeld geven? Ik zie veel patiënten met taaislijmziekte. De geneesmiddelen daarvoor zijn heel duur. Dan praat je over 1,5 tot 2 ton per jaar per patiënt. Maar als dat kind opgroeit in een gezin waar de ouders - om allerlei redenen - doorgaan met roken, weet je dat een groot deel van de behandeling zinloos is. Dus je wilt toch kijken of je die omgevingsfactoren kunt beïnvloeden - want dat kan een enorme winst opleveren voor de behandeling. Ik moet daar als arts dus alert op zijn en dat actief proberen. Ik moet meer zicht hebben op de realiteit. En ik moet patiënten en verzorgers, én mijn collega’s, daarin mee kunnen nemen. De oogkleppen zijn af.”
Dit artikel verscheen eerder in magazine Be real
Dit magazine Be real staat in het teken van de onderlinge samenwerking in het Utrechtse kind-en jeugdonderzoek, en is een publicatie van UU-Dynamics of Youth en Child Health, één van de zes speerpunten van het UMC Utrecht. Een magazine voor professionals, maar ook voor ouders en jongeren die in ons onderzoek centraal staan. In ‘Be real’ spreken kind- en jeugdonderzoekers over kansengelijkheid en hoe we daar voor kinderen en jongeren aan kunnen bijdragen.