‘En toen hadden we een kunstmatige eileider!’

NRC Handelsblad

Marcia Ferraz, een dierenarts uit Brazilië, bouwde als eerste ter wereld een ‘eileider-op-een-chip’. Misschien kun je hiermee ooit uitstervende dieren redden, kanker onderzoeken of betere anticonceptie maken.

De eileiders van een vrouw zijn niet zo maar buizen die een eitje naar de baarmoeder voeren. Nee, eileiders bestaan uit een laag gespecialiseerde cellen die de bevruchting en de ontwikkeling van het prille embryo nauwkeurig begeleiden. Het is de crux voor een geslaagd begin van een zwangerschap.

Marcia Ferraz, een dierenarts uit Brazilië, bouwde als promovendus in de voortplantingsonderzoeksgroep van Bart Gadella (Diergeneeskunde, Utrecht) als eerste ter wereld een ‘eileider-op-een-chip’. Het is een geavanceerd kweeksysteem waarin het eileiderweefsel op een bijna-natuurlijke manier kan groeien.

Op een dienblad, geleend uit de kantine van de universiteit, staat haar uitvinding. Het bestaat uit een pomp die heel precies vloeistoffen vanuit een serie injectiespuiten door kleine slangetjes in een plastic plaatje (de chip) laat stromen. De chips zijn niet groter dan een duimnagel. De eileidercellen groeien onzichtbaar op een doorlaatbaar membraan, gevoed door de vloeistof in de kanaaltjes eronder.

Donderdag promoveerde Ferraz in het Utrechtse Academiegebouw op haar onderzoek. Ze moest er speciaal voor komen overvliegen, want sinds september werkt zij als postdoc bij het Center for Species Survival van de dierentuin in Washington. Haar chip bouwt ze nu om voor onderzoek naar vruchtbaarheid van hond- en katachtigen. Ferraz beschrijft haar nieuwe lab als een walhalla aan mogelijkheden. „Van bijna alle overleden dierentuindieren zijn zaadcellen of eicellen ingevroren, en mijn doel is daarmee weer goede embryo’s te maken. Soms lukt dat niet met gewone ivf, zoals bij de wolf. Dan gaat het met de chip misschien wel. Maar het is nog wel een lastige klus om de chip aan te passen, voor elke soort werkt de voortplanting weer net iets anders.”

Het volledige artikel is verschenen in NRC Handelsblad, 25 januari 2018