Bouwen aan een gemeenschappelijk Europees front tegen gender gerelateerd geweld

Vandaag, op de  is een onderzoek gepubliceerd naar de strafwetgeving van 31 Europese staten met betrekking tot gender-based violence against women. Lorena Sosa, universitair docent aan het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) van de Universiteit Utrecht, is medeauteur van deze grootschalige internationale rechtsvergelijkende studie. Het onderzoek is gepubliceerd door het European network of legal experts in gender equality and non-discrimination.

Overal in Europa worden vrouwen dagelijks geconfronteerd met verschillende vormen van geweld. Dit kan fysiek geweld zijn dat hun lichaam tekent, maar ook niet-fysiek geweld dat onuitwisbare trauma's achterlaat of hun nog jarenlang digitaal achtervolgt. Dit gender-based geweld wordt breed maatschappelijk veroordeeld, maar veel minder vaak juridisch vervolgd. Er zijn maar weinig vrouwen die aangifte doen, door het stigma dat het geweld met zich meebrengt en de angst om niet geloofd te worden. En zelfs na juridische vervolging worden de daders zelden gestraft voor hun daden.

Uit onze studie blijkt dat ondanks enkele resoluties van het Europees Parlement, het niveau van bescherming dat de nationale wetgevingen aan vrouwen bieden, sterk varieert tussen de lidstaten.

Rapport: Criminalisation of gender-based violence against women in European States, including ICT-facilitated violence

Auteurs: Sara De Vido en Lorena Sosa

Het rapport is geschreven in opdracht van de Europese Commissie door het European Equality Law Network. De Universiteit Utrecht coördineert al sinds vele jaren de gender gelijkheidskant (‘gender equality stream’) van dit netwerk. Het UU coördinatieteam bestaat uit Linda Senden, Alexandra Timmer, Franka van Hoof en Birte Böök. Dit rapport is geschreven in opdracht van de Europese Commissie door het European Equality Law Network.

Belangrijkste bevindingen uit het rapport

In de studie onderzochten onderzoekers van de Universiteit Utrecht en andere universiteiten de strafwetgeving van 31 Europese staten inzake gender-based violence against women, inclusief ICT-gefaciliteerd geweld (digitaal of online). De belangrijkste conclusie van de onderzoekers is dat het relevante strafrecht zeer verschilt van land tot land. Het niveau van bescherming dat vrouwen wordt geboden loopt daarom sterk uiteen.

Het rapport besteedt aandacht aan verschillende vormen van geweld tegen vrouwen. We zetten de bevindingen rondom de belangrijkste geweldsvormen op een rij.

Huiselijk geweld treft vrouwen onevenredig

Hoewel alle staten de mogelijkheid hebben om gevallen van huiselijk geweld strafbaar te stellen, hanteren de meeste landen sekseneutrale definities van huiselijk geweld. Hierbij is er geen erkenning van het feit dat huiselijk geweld vrouwen onevenredig zwaar treft. Dit gebrek aan bewustzijn van de genderspecifieke aard van het geweld is van invloed op het aantal vervolgingen en opgelegde definitieve straffen.

Seksueel geweld

Ook seksueel geweld, waaronder verkrachting, wordt in Europa op zeer uiteenlopende wijze aangepakt. In sommige staten vereist strafbaarstelling van seksueel geweld het gebruik van geweld (en dus verzet tegen de aanval), terwijl in andere staten elke niet-vrijwillige seksuele handeling als een aanval wordt beschouwd. Ook de leeftijd waarop iemand seksueel kan instemmen, verschilt. Iemand kan bijvoorbeeld in zijn eigen land wettelijk als slachtoffer van verkrachting worden beschouwd, maar niet in zijn vakantiebestemming, of omgekeerd.

ICT-gefaciliteerd geweld

ICT-gefaciliteerd geweld kan verschillende vormen aannemen. Denk hierbij aan haatdragende boodschappen die online worden verspreid, privé-beelden die worden gedeeld zonder toestemming van de afgebeelde vrouwen, of aanhoudende boodschappen waarin wordt gedreigd met bepaald ongewenst gedrag. Slechts één staat heeft een specifieke definitie van onlinegeweld tegen vrouwen. De overige landen hebben ofwel wetgeving aangenomen die alleen betrekking heeft op specifieke vormen van door ICT gefaciliteerd geweld, ofwel de bestaande wetgeving gewijzigd om de online dimensie op te nemen als verzwarende omstandigheid van gewone offline misdrijven.

Uit studies en gegevens blijkt dat vrouwen en meisjes het belangrijkste doelwit zijn van online digitaal seksueel geweld. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat slechts 11 van de 31 landen dit gedrag specifiek strafbaar hebben gesteld in hun wetboek van strafrecht.

Haatzaaiende taal

Haatzaaien op grond van geslacht en sekse neemt dramatisch toe. Vrouwen en meisjes in alle landen van de wereld worden erdoor getroffen: van politici tot journalisten, van academici tot gewone burgers die online hun mening delen. De strafbaarstelling van haat zaaien op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit is in Europa tamelijk wijdverbreid (23 van de 31 landen), vergeleken met slechts 14 staten die geslacht of sekse expliciet hebben erkend als grond voor haatzaaien. Het probleem is - opnieuw - de digitale dimensie. Zeer weinig staten blijken wetten te hebben die de online dimensie van het misdrijf erkennen als een element van het misdrijf of een verzwarende omstandigheid.

Het huidige politieke klimaat

Naast de tekortkomingen die op nationaal niveau zijn geconstateerd, hebben de acties ter bestrijding van geweld tegen vrouwen grote nadelen gehad. De inherente complexiteit van geweld is een uitdaging. Hardnekkige genderstereotypen en structurele discriminatie blijken heel moeilijk uit te roeien.

Naast deze systemische problemen heeft de coronapandemie de zaken er niet eenvoudiger op gemaakt. De urgentie van de pandemie heeft de maatregelen die direct of indirect van invloed zijn op de rechten van vrouwen en meisjes, en de toezegging om geweld tegen vrouwen aan te pakken, op de lange baan geschoven.

Meer informatie