Acuut benauwde kater, een spoedgeval?

Dier En Arts

Een kater wil vrij plotseling niet meer eten en wordt benauwd. De bezorgde eigenaresse meldt zich bij haar eigen dierenarts en die besluit na gedegen onderzoek om de kat direct door te sturen naar de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren. Het blijkt een interessante casus, waarin duidelijk wordt dat ook bij snel uitgebreide diagnostiek en adequaat handelen de prognose soms infaust is.

Anamnese
Een bijna 10 jaar oude gecastreerde kater wordt 's morgens aangeboden bij de eigen dierenarts met als klacht: 'sinds enkele dagen wat slomer en sinds 3 dagen niet goed willen eten en nu vanochtend niet meer eten, een afwijkende (snelle) ademhaling en lijkt wat benauwd'. Bij klinisch onderzoek toont de kater inderdaad oppervlakkige snelle ademhaling en tachycardie, temperatuur 39,0 °C. Bloedonderzoek levert behalve een geringe thrombocytopenie geen verdere aanwijzingen op. Wel valt op dat de venepunctieplaats lang nabloedt na bloedafnarne en er
een hematoom ontstaat.

(...)

Discussie
Hartafwijkingen komen bij katten veelvuldig voor. In de Universiteitskliniek van Davis (USA) bleek bij ruim 55% van de onverwacht gestorven katten de oorzaak een cardiaal probleem te zijn en bij 78% van deze cardiale problemen ging het om hypertrofische cardiomyopathie. De hier besproken kater toonde niet helemaal het klassieke beeld van een HCM, daarvoor is het enigszins gelokaliseerde karakter van de verdikking van de hartspier niet typisch en zijn de microscopisch waargenomen granulomateuze laesies ook niet passend. HCM kan leiden tot congestief hartfalen (CHF) met onder meer als gevolg een hydrothorax. Ook kunnen thrombi ontstaan die nogal eens vastlopen in de aorta trifurcatic bij de achterpoten (arterial thromboembolism; ATE) met een plotselinge pijnlijke verlamming van beide achterpoten. Soms sterven katten met HCM plotseling zonder voorafgaande symptomen. Van 255 katten, die met bewezen HCM gedurende 2 jaar werden gevolgd in Engeland, bleek 9% te zijn gestorven als gevolg van ATE, 17,3% als gevolg van CHF en 4,7% als gevolg van plotselinge dood. Na twee jaar was 55,3% van
de patienten nog in leven.

HCM kan niet worden genezen en de prognose varieert van redelijk tot infaust: katten met dit probleem kunnen soms jaren zonder merkbare klinische verschijnselen leven, maar soms ook plotseling sterven. Het DNAB is uitgevoerd omdat de eigenaresse graag tumor wilde uitsluiten. Helaas was dat in dit geval niet mogelijk, met name omdat de bioptname zeer lastig was, wat resulteerde in een bloedrijk, celarm biopt. De cellen die te zien waren konden zowel tumoreus zijn als reactief. De geringe thrombocytopenie werd als onvoldoende verlaagd beschouwd om als contra-indicatie voor DNAB te dienen. Klinische problemen worden meestal pas gezien bij aantallen lager dan 50-70 x 10^9/L.

HCM is bij de mens een erfelijk probleem waarvoor vele verschillende genmutaties verantwoordelijk kunnen zijn. Ook bij sommige kattenrassen is het een bewezen erfelijk probleem. Echter ook hier werden die problemen niet altijd door hetzelfde gen-defect veroorzaakt. De 'gouden
standaard' voor de diagnose blijft de hartecho door een specialist veterinaire cardiologie waarbij eerst alle oorzaken van linker ventrikel concantrische hypertrofie worden uitgesloten. Het stellen van HCM bij de kat vergt echter wel veel ervaring en kennis. Wanneer bij een op dat moment nog symptoomloze kat HCM wordt vastgesteld is er eigenlijk geen therapie. Er zijn geen clinical trials bij de kat gedaan en de gekozen therapieen zijn doorgaans geextrapoleerd van de mens. Recente onderzoeksresultaten met een selecticive beta-l receptor blokker (atenolol) suggereren dat deze therapie geen positieve effect heeft op overleving. Verder onderzoek is dringend noodzakelijk. Omdat sommige hartafwijkingen bij de kat wel goed te behandelen zijn, is het verstandig om asymptomatiscbe katten met een hartruis verder te Iaten onderzoeken door een specialist veterinaire cardiologie. 

Dit artikel is geschreven door Marianne Sloet, Guy Grinwis, Viktor Szatmári, Twan Derksen en Erik Teske.

Het volledige artikel is verschenen in Dier En Arts, maart 2018.