Korte versie:
Mijn werk richt zich op het beheer van multifunctionele landschappen om de productie van natuurlijke hulpbronnen en natuurbehoud in evenwicht te brengen, met het oog op de toenemende wereldwijde vraag naar hulpbronnen. Ik onderzoek de verbanden tussen landgebruik, klimaatverandering en biodiversiteit door de impact van beheerstrategieën op natuurbehoud en habitatgebruik te kwantificeren. Een deel van mijn werk richt zich op de ontwikkeling van geavanceerde biomonitoringmethoden om de biodiversiteit en de effectiviteit van milieubeheer te meten, terwijl andere aandachtsgebieden landschapsconnectiviteit en conflicten tussen mens en dier zijn. Mijn doel is om evidence-based strategieën te ontwikkelen die duurzame praktijken bevorderen en zowel het welzijn van dieren als van mensen ten goede komen.
Lange versie:
De groeiende wereldbevolking en welvaart zullen de komende decennia steeds meer natuurlijke hulpbronnen vergen. Dit zal onze natuurlijke systemen verder onder druk zetten. Tegelijkertijd worden internationale beloftes en wetgeving voor duurzame productie en natuurbehoud ook ambitieuzer. Om zowel de productie van hulpbronnen als natuurbehoud mogelijk te maken, hebben we effectievere manieren nodig om de landschappen te beheren waarin hulpbronnen worden geproduceerd. Deze zogenaamde multifunctionele landschappen vormen de belangrijkste focus van mijn werk. Mijn onderzoek is gericht op de verbanden tussen verandering in landgebruik, klimaatverandering en biodiversiteitsbehoud in multifunctionele landschappen. Ik doe dit door de implicaties van verschillende strategieën voor landgebruik en landschapsconnectiviteit op het behoud, het gedrag en het habitatgebruik van wilde dieren te kwantificeren.
Impact evaluaties
Een belangrijk aandachtspunt van mijn onderzoek is het evalueren van de impact van natuurbehoudinspanningen om te bepalen of deze effectief zijn of verbeterd moeten worden. Nieuw EU-beleid, certificeringsprogramma's voor grondstoffen en projecten voor betalingen voor ecosysteemdiensten vereisen allemaal een rigoureuze evaluatie van de effectiviteit om consumenten, producenten, wetgevers en NGO's te voorzien van de informatie voor evidence-based besluitvorming.
Certificeringsprogramma's voor landbouwproducten (bijv. hout, palmolie, soja, enz.) vereisen bijvoorbeeld dat producenten zich houden aan een reeks sociaaleconomische en milieunormen, maar de effecten in de praktijk blijven vaak onbevestigd, wat leidt tot onzekerheid over de vraag of certificeringsprogramma's moeten worden ingevoerd of verbeterd.
Zo heb ik bijvoorbeeld de impact van door de Forest Stewardship Council (FSC) gecertificeerde bosbouw op wilde dieren in het Congobekken, zoals Afrikaanse bosolifanten, gorilla's en chimpansees, beoordeeld. Hiervoor heb ik partnerschappen opgezet met 14 bosbouwbedrijven en drie grote natuurbeschermingsorganisaties, en heb ik nauw samengewerkt met meer dan 260 tijdelijke medewerkers uit lokale gemeenschappen. Deze studie toonde aan dat, met 1,3 miljoen cameravalbeelden van 55 zoogdiersoorten in 14 kapconcessies, de kans op ontmoetingen met dieren in FSC-gecertificeerde bossen groter was dan in niet-gecertificeerde bossen, met name voor grote zoogdieren en soorten met een hoge prioriteit voor natuurbehoud. De resultaten werden gepubliceerd in Nature, wat het verhaal voor FSC-certificering versterkte.
Landschapsconnectiviteit
Ik richt me ook op landschapsconnectiviteit in relatie tot de productie van landbouwproducten, en op de kwantificering van de vereisten voor landschapsconnectiviteit voor het behoud van wilde dieren. Landschapsconnectiviteit speelt een cruciale rol bij het in stand houden van wilde dierenpopulaties en het bevorderen van de ecologische gezondheid. Door connectiviteit te behouden, kunnen wilde dieren toegang krijgen tot hulpbronnen, partners vinden en nieuwe gebieden koloniseren, waardoor de genetische diversiteit en veerkracht tegen veranderingen in het milieu worden vergroot. Bovendien bevordert landschapsconnectiviteit ecosysteemfuncties zoals zaadverspreiding en bestuiving, wat bijdraagt ​​aan de algehele biodiversiteit en de stabiliteit van het ecosysteem. Het behouden en herstellen van connectiviteit door middel van strategische beschermingsinspanningen komt niet alleen de natuur ten goede, maar ondersteunt ook het menselijk welzijn door ecosystemen en de diensten die ze leveren te beschermen. Daarom is het ontwikkelen van een evidence-based connectiviteitsstrategie essentieel om het voortbestaan ​​van veel soorten op lange termijn te waarborgen.
Biomonitoring
Een pijler van mijn onderzoek is het ontwikkelen van betere manieren om biodiversiteit te meten, omdat betere methoden essentieel zullen zijn om de impact van mensen op het milieu te kwantificeren. Dit is essentieel voor impactevaluaties, ecologische studies, maar ook voor biodiversiteitskredietprogramma's waarmee organisaties worden beloond voor het behoud van biodiversiteit. Hiervoor hebben we innovatieve tools en interdisciplinaire partnerschappen nodig. Mijn onderzoek richt zich voornamelijk op de toepassing van geluiden, zowel via soortspecifieke detectie als via soundscapes, maar innovatieve monitoring kan een hele reeks natuurlijke signalen omvatten, van trillingen tot geursignalen, die nog in ontwikkeling zijn.
Zoogdieren
Mijn werk richt zich voornamelijk (maar niet uitsluitend) op zoogdieren, omdat ze zeer kwetsbaar zijn voor menselijke verstoring en daarom naar verwachting een goede indicator zijn voor de effectiviteit van milieubeheer. Veel van de grotere zoogdiersoorten zijn bovendien in de loop van de tijd grotendeels gedecimeerd.