"Nederland is niet verplicht om Israëlische leveranciers toe te laten. Maar hen systematisch uitsluiten van aanbestedingen vraagt om algemeen geldende regels.”

Elisabetta Manunza op NPO Radio1 over het gebruik van Israëlische technologie

Elisabetta Manunza was te gast bij het radioprogramma Argos om toelichting te geven over de aankoop van Israëlische surveillance- en veiligheidstechnologie. Een voorbeeld is de Cellebrite-software die de Nederlandse politie gebruikt om telefoons van verdachten te 'kraken' en alle persoonlijke informatie daarop uit te lezen. De vrees is dat het bedrijf – en daarmee de Israëlische veiligheidsdiensten – meekijken met de politie, via 'achterdeurtjes' die in de software zouden zijn ingebouwd. Afhankelijkheid van het product en gebrek aan kennis over de precieze werking zou Nederland extra kwetsbaar maken. Daarbij komt nu bovendien de vraag of we überhaupt nog wel zaken moeten doen met bedrijven die in Israël zijn gevestigd. De kwestie kent dus uiteenlopende aspecten, van politieke, juridische én morele aard. Manunza poogt deze ‘kluwen’ voor de luisteraar te ontwarren. Wat is de rol van het aanbestedingsrecht eigenlijk? En is het mogelijk, en wenselijk, om dat als politiek instrument in te zetten?

In het debat dat de Tweede Kamer op 7 augustus voerde over Gaza kwamen verschillende mogelijkheden ter sprake om druk uit te oefenen op Israël. Een aantal partijen bepleitte een volledig wapenembargo tegen Israël, inclusief het stopzetten van het aankopen van Israëlische wapens. Eén van de gehoorde argumenten is dat deze wapens zijn getest op de Palestijnen in Gaza. Datzelfde kun je zeggen voor producten van de Israëlische surveillance- en veiligheidsindustrie, zoals Cellebrite dat de Nationale Politie sinds 2019 gebruikt. Het bedrijf achter de software – Cognyte – is al langer omstreden vanwege leveranties aan regimes die mensenrechten schenden (zoals Myanmar). Ook de innige verwevenheid van de Israëlische technologiesector met een overheid en leger die onrechtmatig land bezetten en waartegen een steeds sterker vermoeden van het plegen van oorlogsmisdrijven en zelfs genocide bestaat, wordt in toenemende mate als onoverkomelijk gezien om contracten te sluiten.

Tijden veranderen

Elisabetta Manunza merkt allereerst op: “In Nederland hebben we lange tijd het probleem van de bescherming van de nationale veiligheid miskend. Maar wij zijn alerter geworden –  en de politie is koploper hierin. Eind van het jaar wordt de ABRO ingevoerd, de Algemene Beveiligingseisen Rijksoverheidsopdrachten, om overheidsorganisaties een instrument te geven om beter te screenen op grond van de nationale veiligheid. De situatie gaat in de toekomst dus veranderen. De geopolitieke situatie verandert razendsnel en dit dwingt de Nederlandse aanbesteders om anders naar inschrijvers op aanbestedingen te kijken dan zij tot nu toe hebben gedaan.”

Discretionaire bevoegdheden

“Bij dit soort specifieke aankopen door de Nederlandse politie moeten we verschillende dingen van elkaar onderscheiden om juridisch precies te begrijpen wat er aan de hand is. Context en tijd waarin een contract zoals dat met Cognyte werd gesloten, spelen een fundamentele rol in het beoordelen van de juridische houdbaarheid daarvan.” Manunza legt verder uit dat in Nederland afluisterapparatuur is 'gerubriceerd'. Dat betekent dat een bepaald beveiligings- of geheimhoudingsniveau is toegekend. “De politie mag zo'n opdracht onder de werkingssfeer van een specifieke regeling brengen, de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied. Die geeft ruimere discretionaire bevoegdheden aan de overheid, zowel in de keuze van de leverancier, maar ook in de mogelijke uitsluiting van een partij die niet integer of betrouwbaar wordt gevonden.”

Nederlandse inkopers zijn niet verplicht om bedrijven uit Israël – waarmee de EU geen specifieke bilaterale overeenkomsten op het gebied van veiligheid en defensie heeft – tot gevoelige aanbestedingen zoals deze toe te laten. Gezien het Nederlandse en Europese streven naar het vergroten van onze strategische autonomie, is het dus een goede zaak om per geval binnen de EU alternatieven te zoeken en te stimuleren, aldus Manunza.

We moeten hier goed het onderscheid tussen verschillende rechtsgebieden in de gaten houden: het internationale recht, het aanbestedingsrecht en het contractenrecht.

Elisabetta Manunza

Internationaalrechtelijke verplichting

Verwijzend naar de politieke discussie, en de wens die bij sommigen leeft om radicaal met Israëlische bedrijven te breken, roept Manunza op om hierbij in de eerste plaats naar Nederlandse verplichtingen te kijken die voortvloeien uit dwingende regels van internationaal recht. Nederland heeft in 1966 het Genocideverdrag geratificeerd dat op grond van art. 94 Grondwet rechtstreekse werking toekomt. Volgens de Advies Commissie Volkenrecht dwingt dit Verdrag de deelnemende landen zoals Nederland niet alleen om oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide tegen te gaan maar ook om die te voorkomen (zie de ). Dit brengt mee dat per aanbesteding dient te worden gekeken of er in dat specifiek geval strijd is met het Internationaal recht. 

Uitsluiten van Israëlische bedrijven?

Het structureel, verplicht uitsluiten van Israëlische bedrijven bij aanbestedingen is echter niet mogelijk om op nationaal niveau te regelen. "Bij een aanbesteding kijk je naar waar een bedrijf zich aan schuldig maakt, niet het land. Alleen bedrijven uit landen die op een Europese sanctielijst staan, zoals Rusland of Iran móet je uitsluiten van een aanbesteding. En ik wil toch in herinnering brengen dat er vanuit de EU momenteel geen handelsrestricties tegen Israël gelden die effecten op aanbestedingen kunnen hebben.” Israël is bovendien aangesloten bij de Government Procurement Agreement van de Wereldhandelsorganisatie die wederzijdse toegang tot aanbestedingsmarkten regelt.

Kortom, een boycot van bedrijven uit specifieke landen om deel te nemen aan aanbestedingen kan niet zonder algemeen geldende regulering, en handelsrestricties van algemene aard zouden op Europees niveau vastgesteld moeten worden, zo luidt de boodschap van Manunza.

Om een goed beeld te krijgen van het besprokene, is het raadzaam niet alleen naar de Argos-uitzending te luisteren, maar ook alle juridische aspecten te bekijken die daar niet aan bod konden komen en die Elisabetta Manunza in een LinkedIn-bericht op een rijtje heeft gezet: