Met het verdwijnen van de herinnering aan WOII nemen de gemakzuchtige analogieën toe
De Tweede Wereldoorlog begint als referentiepunt zijn scherpte te verliezen. Faculteitshoogleraar Geschiedenis van de internationale betrekkingen Beatrice de Graaf vraagt zich in wat dit betekent voor de Holocaust als moreel fundament.
Urgentie van het ‘nazi’-verwijt
De communicatieve herinnering aan de Tweede Wereldoorlog verdwijnt, en met de toenemende vervaging van die geschiedenis neemt ook de urgentie van het ‘nazi’- verwijt af. De Graaf: “Het is eenvoudiger om Hugo de Jonge ‘nazi’ te noemen dan aan te tonen dat echte (neo-)nazi’s misdrijven hebben begaan.” Sterker nog, er zijn partijen en landen die bewust de mythe van het onschuldige slachtoffer (van de nazi’s) aanwakkeren, en daarmee de blokkades voor de opkomst van rechts-populistische partijen verwijderen. Niet alleen het taboe op het doen van fascistische uitspraken neemt af, ook neemt het gemak toe waarmee de analogie met het Derde Rijk politieke of publicistische karretje wordt gespannen.
Blijf benoemen
Toch is er ook noodzakelijke en onvermijdelijke kritiek op de unieke plaats van de Holocaust als moreel fundament. De focus op genocide als vluchtpunt doet volgens De Graaf geen recht aan het koloniale geweld dat er ruim voor het Derde Rijk door het Duitse Rijk bijvoorbeeld al in Afrika werd gepleegd. Toch is het volgens De Graaf van essentieel belang dat we blijven benoemen wat de misdaden van het Derde Rijk waren. “Misschien is dat wel het echte ijkpunt: niet wijzen naar de anderen, gemakzuchtige analogieën trekken en jezelf meteen als slachtoffer zien, maar messcherp benoemen wat de echte misdrijven zijn, te beginnen in eigen land.”