Hoe trad Nederland op in dekolonisatieoorlog Indonesië?
Historicus Christiaan Harinck onderzocht het Nederlandse militaire optreden tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië (1945-1950). Zijn onderzoek heet 'Zoeken, Aangrijpen, Vernietigen', een titel waarin Harinck de Nederlandse strategie in drie woorden samenvat. Bij bespreekt hij wat we hebben kunnen leren van deze guerillaoorlog.
Oorlog in de schaduw
Het was voor het Nederlandse leger moeilijk om grip te krijgen op de guerillatactiek van de tegenstander. "Het is een type oorlog waarbij één partij veel zwakker is en, omdat die zoveel zwakker is, gedwongen wordt om naar andere manieren te zoeken om zich staande te houden", legt Harinck uit. Denk hierbij aan hinderlagen, aanvallen op een konvooi en het dragen van onopvallende burgerkleding om niet herkend te worden. "Een belangrijk element bij guerillaoorlogen is ook de steun van de bevolking proberen te krijgen of te houden. Omgekeerd is het voor de reguliere legers vaak heel moeilijk om grip te krijgen op de bevolking." Harinck noemt de guerillaoorlog een 'oorlog in de schaduw', wat aangeeft hoe erg dit type oorlog afwijkt van de norm.
Nederlands onbegrip
Deze voor Nederland nieuwe vorm van oorlogsvoering kwam voort uit drie verschillende ontwikkelingen. Het nationalisme en het communisme vormden aantrekkelijke ideologieën voor onafhankelijkheidsstrijders, de Verenigde Staten en de Soviet Unie waren als nieuwe grootmachten niet gesteld op koloniën en de uitvinding van de radio en kleine draagbare wapens maakten het grootschalig organiseren veel makkelijker. Voor de Nederlanders, maar ook voor de Fransen en de Engelsen, die eveneens onafhankelijkheidsoorlogen voerden in deze regio, was het moeilijk te begrijpen. "Voor al die koloniale mogendheden geldt dat ze in meer of mindere mate verbaasd waren over wat er gebeurde, moeite hadden om grip te krijgen, en moeite hadden om die strijd te voeren en tot een enigszins succesvol einde te brengen", aldus Harinck.