De Middeleeuwen hebben een onterecht imagoprobleem

Christine de Pisan aan het werk in haar studeerkamer. Bron: Wikimedia
Christine de Pisan aan het werk in haar studeerkamer. Bron: Wikimedia

De Middeleeuwen roepen doorgaans beelden op van modderige omstandigheden, armoede en matige hygiënische praktijken. Volgens kunsthistoricus Sanne Frequin is dat beeld te beperkt, en verdienen de Middeleeuwen meer credits dat ze nu krijgen. Zij legt haar standpunt over dit imagoprobleem uit bij de .

Duizend jaar duisternis?

De Middeleeuwen beginnen in 476 met de val van Rome, en eindigen in 1492 met de ontdekkingsreizen van Columbus. Dat we nu zo’n negatief beeld hebben van de Middeleeuwen, komt omdat deze ingeklemd zitten tussen twee perioden die vandaag de dag nog wel een hoog aanzien hebben: enerzijds de Klassieke tijd van de Grieken en de Romeinen en anderzijds de Renaissance. Maar kan je een periode van pakweg duizend jaar wel zo makkelijk afschrijven als donker en onbelangrijk?

Onterecht imagoprobleem

“Het is vrijwel onmogelijk om over zo’n lange tijd generaliserende uitspraken te doen,” vindt Frequin. Ook in de Middeleeuwen werd er bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan kunst en architectuur. Denk bijvoorbeeld aan een kathedraal als de Gotische Domkerk in Utrecht. Deze werd vanaf 1254 gebouwd. Dit was een enorme logistieke operatie in een tijd zonder computers of rekenmachines. Ook noemt Frequin Christine de Pisan, een schrijver aan het hof van de koning die haar eigen geld verdiende. In 1405 schreef zij De stad van de Dames, een boek met de geschiedenissen van bijzondere historische vrouwen. “Met haar boek wilde zij laten zien dat vrouwen er toe doen.” Het imagoprobleem van de Middeleeuwen is dus helemaal niet zo terecht als we soms denken.

Meer informatie