Behoren 'raadsman' en 'raadsheer' binnenkort tot het verleden?
Andr茅 Verburg over genderneutrale formulering van wetgeving
Onze wet- en regelgeving bevat nog de nodige persoonsaanduidingen met een genderspecifieke betekenis, terwijl het gender van de persoon tegenwoordig niet meer relevant zou mogen zijn. Het duidelijkst is dat bij woorden eindigend op -man, -heer, of -meester, zoals ombudsman, raadsheer of burgemeester, die in het dagelijkse taalgebruik voor zowel mannen als vrouwen worden gebruikt. Genderneutraal taalgebruik is erop gericht om dit soort woorden te vermijden omdat deze impliceren dat een bepaald geslacht of gender de norm is. Een team van HAN 木瓜福利影视 of Applied Sciences heeft, in samenwerking met prof. Andr茅 Verburg, dit type ongewenst genderspecifiek taalgebruik in Nederlandse wetsteksten in kaart gebracht en ook nagedacht over genderneutrale(re) alternatieven. 鈥楻aadsheer鈥 wordt dan bijvoorbeeld 鈥榟ofrechter鈥 of gewoon 鈥榬echter鈥, en 鈥榖urgemeester鈥 wordt 鈥榖urgerhoofd鈥. Bij radioprogramma De Taalstaat zei Verburg daarover: 鈥淒e opdracht die wij onszelf stelden was: Hoe zorgen we ervoor dat alternatieve benamingen een overlevingskans hebben?鈥
Naast de 鈥榮terk genderspecifieke鈥 woorden zoals hierboven genoemd (in totaal zo鈥檔 twintig), zijn er meer neutrale functiebenamingen zoals piloot, automonteur, journalist of bewindvoerder 鈥 waarin allang zowel mannen als vrouwen werkzaam zijn 鈥 die toch vaak nog mannelijk worden ge茂nterpreteerd. In totaal troffen de onderzoekers 450 van deze 鈥榤ogelijk genderspecifieke鈥 woorden aan in diverse wetboeken. Behalve functiebenamingen zijn dat ook rolaanduidingen, zoals getuige of betrokkene. Bovendien wordt naar al deze woorden verwezen met zogenoemde generieke mannelijke voornaamwoorden 鈥榟ij鈥, 鈥榟em鈥 en 鈥榸ijn鈥. Uit onderzoek blijkt dat deze voor taalgebruikers een sterke mannelijke bias hebben: ze verwijzen voor hen vooral naar mannen en niet (of minder) eveneens naar vrouwen, waardoor de wetboeken een sterk genderspecifieke invulling krijgen.
Aanwijzingen voor de Regelgeving
Bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving moeten 鈥 volgens de Aanwijzingen voor de Regelgeving 鈥 zoveel mogelijk sekseneutrale persoonsaanduidingen worden gebruikt. Maar hoe zit het met wetten die zijn vastgelegd in een tijd dat deze discussie nog niet speelde? In 2022 vroeg de minister voor Rechtsbescherming om nader onderzoek naar genderneutrale formulering van wetgeving. Hiertoe is opdracht gegeven aan de onderzoeksgroep OpRecht Begrijpelijk van de HAN 木瓜福利影视 of Applied Sciences. Op 27 januari verscheen het rapport, waarin de onderzoekers defini毛ren wat onder zij onder genderspecifiek taalgebruik verstaan, welke genderspecifieke termen de wetboeken bevatten, welke genderneutrale alternatieven er mogelijk zijn, en of daar eventuele juridische risico鈥檚 aan zijn verbonden zijn 鈥 met de nadruk op de categorie 鈥榮terk genderspecifiek鈥 taalgebruik.
Een woord als 鈥榬aadsheer鈥 komt misschien maar vier keer voor in de wetten, maar het heeft een hele grote impact.
鈥淓en woord als 鈥榬aadsheer鈥 komt misschien maar vier keer voor in de wetten die wij onderzocht hebben, en dan denk je misschien dat het niet zo belangrijk is. Maar het heeft een hele grote impact, want omdat het in de wet staat, staat het duizenden keren in uitspraken van rechters, van hoven tot aan de Hoge Raad, en wordt het tienduizenden keren gebruikt door advocaten, rechters en de hele beroepspraktijk.鈥
鈥淏ij zo'n onderzoek moet je drie dingen tegelijkertijd doen. De hoofdopdracht was natuurlijk om meer genderneutrale benamingen te vinden. De tweede opdracht was om ervoor te zorgen dat niets onbedoeld de juridische betekenis verandert. En de derde opdracht die wij onszelf stelden was: Hoe zorgen we ervoor dat alternatieve benamingen een overlevingskans hebben? Om te beginnen hebben veel nieuwe woorden een gewenningstijd nodig, denk maar aan het leren zeggen van Koningsdag in plaats van Koninginnedag, of 鈥 voor de wat ouderen onder ons 鈥 verpleegkundige in plaats van verpleegster.鈥
鈥淒e onderzoeksgroep van de HAN bestond uit mensen met een taalachtergrond, met een juridische achtergrond en met een technische achtergrond. De technische component voegde toe dat we op een hele slimme manier door de wetten konden zoeken om deze woorden op te sporen. We kwamen 450 (mogelijk) genderspecifieke persoonsaanduidingen tegen, en vervolgens keken we naar mogelijke alternatieven hiervoor. Bijvoorbeeld geneesheer; als je daar arts van maakt, is het veel minder 鈥榞egenderd鈥. En bij raadsheer denken wij aan rechter. Bij raadsman aan advocaat.鈥
Hofrechter
Voor sommige sterk genderspecifieke persoonsbenamingen is dus al een goed alternatief, zoals 鈥榓rts鈥 in plaats van 鈥榞eneesheer鈥, of 鈥榦mbudspersoon鈥 in plaats van 鈥榦mbudsman鈥. En raadsman is in wetboeken bijna altijd vervangbaar door advocaat. Maar 鈥榬aadsheer鈥 is minder eenduidig; voor een raadsheer bij de Hoge Raad is de benaming 鈥榗assatierechter鈥 in omloop, en voor gerechtshoven kun je aan 鈥榟ogerberoepsrechter鈥 denken, maar ook het algemene 鈥榬echter鈥 voor 谩lle raadsheren is mogelijk. Bij raadsheer hebben de onderzoekers echter ook een nieuw alternatief onderzocht: hofrechter. Voor 鈥榖urgemeester鈥 is een alternatief misschien niet zo dringend, want met de opmars van vrouwen in de beroepsgroep zal het woord eerder een genderneutrale betekenis krijgen (of heeft die dat al), zo stellen onderzoekers vast. Toch hebben zo ook hiervoor een alternatief getest (鈥榖urgerhoofd鈥), onder meer door bij een testpanel de mogelijke acceptatie van zo鈥檔 nieuw woord te peilen.
Ook voornaamwoorden zijn vervangbaar
Voor het vermijden van (generieke) mannelijke voornaamwoorden zijn meerdere oplossingen te bedenken. Het in plaats daarvan herhalen van persoonsbenamingen 鈥 normaal gesproken niet aan te raden voor de leesbaarheid 鈥 kan bij wetboeken juist een voordeel zijn omdat het duidelijker maakt wie bedoeld wordt in complexe zinnen met meerdere voornaamwoorden. Een andere optie is om het meervoud toe te passen waar dit kan en dit geen juridische risico鈥檚 met zich meebrengt. Of anders genderneutrale alternatieven (鈥榙egene, die en diens鈥) gebruiken.
Omdat van veel termen niet zuiver objectief is vast te stellen of ze genderspecifiek zijn of niet (en dit ook aan verandering onderhevig is), is het nooit mogelijk om de wetboeken volledig genderneutraal te formuleren. Ze kunnen wel veel genderneutraler geformuleerd worden dan ze nu geformuleerd zijn, te beginnen met de sterk genderspecifieke termen. De juridische risico鈥檚 van het wijzigen hiervan (persoonsaanduidingen en voornaamwoorden) voor de betekenis van de wet zijn over het algemeen laag, zo luidt de conclusie. 鈥淲at de termijn betreft waarop het in de wetboeken zou moeten veranderen: het is geen onderwerp wat van vandaag op morgen geregeld hoeft te worden, maar wat mij betreft zou wel heel gek zijn als we in 2030 nog deze ouderwetse termen gebruiken鈥, aldus Verburg.