Oratie Danielle van den Heuvel: Hoe de was eens was
Op donderdag 20 november spreekt Danielle van den Heuvel, hoogleraar Vroegmoderne economische en sociale geschiedenis bij de faculteit Geesteswetenschappen, haar oratie uit. De titel is ‘Hoe de was eens was: over de rol van bewijs, perspectief en experiment in het schrijven van onzichtbare geschiedenissen’. Hierin laat ze zien hoe iets ogenschijnlijk alledaags als de was ons verrassend veel kan vertellen over de geschiedenis.
Digitalisering en AI in historisch onderzoek
In archieven liggen honderdduizenden kilometers aan historische gegevens, klaar om herontdekt te worden. Om deze enorme hoeveelheid bronnen behapbaar te maken, richtte de sociaaleconomische geschiedenis zich lange tijd vooral op cijfers en statistieken. Dat was dé manier om, in het geval van Van den Heuvel, inzicht te krijgen in de geschiedenis van werk.
Deze focus had alleen ook nadelen. Historici gebruikten bijvoorbeeld vaak belastingregisters of volkstellingen, waarin meestal alleen het beroep van het hoofd van een huishouden staat vermeld. Daardoor verdwenen andere ervaringen en informatie uit beeld – zoals het verhaal van de was.
Digitalisering en kunstmatige intelligentie hebben het de afgelopen jaren een stuk makkelijker gemaakt om grote collecties te onderzoeken. Een bekend voorbeeld is de online database . De miljoenen akten die notarissen tussen 1578 en 1915 hebben geschreven zijn hierin met een paar muisklikken te doorzoeken. Door dit soort verzamelingen kunnen de verhalen van mensen die eerder onzichtbaar waren worden geschreven en wordt het historische landschap completer en diverser. Toch, zegt Van den Heuvel, zijn we er nog niet.
Experimenten en interdisciplinair onderzoek in de geschiedenis
Want zelfs met al die data blijven er blinde vlekken bestaan – ook in de documentatie van de was. Veruit de meeste documenten zijn geschreven door mannen, zoals ambtenaren en klerken. Zij hebben waarschijnlijk nooit zelf de was gedaan, maar bepaalden wel wat werd vastgelegd en bewaard. Daardoor weten we soms verrassend weinig over iets wat zo gewoon was.
Van den Heuvel pleit voor een bredere blik binnen de sociaaleconomische geschiedenis. Samenwerking met andere disciplines kan daarbij helpen. Zo schrijven architectuurhistorici over de ruimten waarin de was werd gedaan en stadshistorici over de infrastructuur die nodig was. Kunsthistorici kunnen inspireren door hun gebruik van beeld als bron. En archeologen met hun bereidheid te experimenteren en oude technieken opnieuw uit te proberen.
Probeer het namelijk zelf eens, zegt Van den Heuvel. Experimenteren is niet alleen iets voor bètawetenschappers – ook geesteswetenschappers kunnen er veel van leren. Met het doen van de was bijvoorbeeld, zoals mensen dat vroeger deden. Alleen dan kom je achter antwoorden op vragen als: hoe zwaar was het werk nu eigenlijk? Welke vaardigheden waren nodig? En wat was de invloed van technologische vernieuwingen en nieuwe soorten textiel?
Door historische handelingen te reconstrueren en kritisch te bestuderen, ontstaan nieuwe inzichten. Zo ontwikkelen historici kennis die verder reikt dan de traditionele geschreven bronnen alleen, en verdiepen ze ons begrip van het verleden, aldus Van den Heuvel.
- Begindatum en -tijd
- Einddatum en -tijd
- Locatie
- Hoogleraar
- D.W.A.G. van den Heuvel
- Leerstoel
- Vroegmoderne economische en sociale geschiedenis
- Titel oratie
- Hoe de was eens was: over de rol van bewijs, perspectief en experiment in het schrijven van onzichtbare geschiedenissen