Wat leren wij onze toekomstige dierenartsen?
Bij de faculteit Diergeneeskunde leiden we studenten op tot dierenarts. De gezondheid en het welzijn van dieren, in relatie met hun omgeving, staan hierbij centraal. Studenten met ambities om te werken als dierenarts in de veehouderij profileren zich tijdens hun opleiding via het masterprogramma Landbouwhuisdieren en veterinaire volksgezondheid. Aan het woord vicedecaan onderwijs Wim Kremer en mastercoördinator Landbouwhuisdieren en veterinaire volksgezondheid Arie van Nes over dit masterprogramma.
Werken aan reële problemen
Een groot deel van het programma bestaat uit coschappen, gedeeltelijk in de klinieken van de faculteit. Kremer: “In het eerste deel van de coschappen staat het dier centraal. Vervolgens leren studenten meer over hoe een bedrijf werkt en daarna analyseren ze zelfstandig een probleem in een reëel bedrijf in een multidisciplinaire context.” Aan de hand van de analyse doen studenten voorstellen aan de dierhouder over diergezondheid- en welzijn, zowel over de populatie als op individueel dierniveau. Zo constateerden studenten in een varkensstal een te hoog ammoniakgehalte, dat bij mens en dier oogirritatie en longproblemen kan veroorzaken. Door een aanpassing in de huisvesting werd dit probleem gereduceerd. Kremer: “Studenten leren de echte problematiek in de huidige dierhouderij kennen.” Van Nes: “Er is hierbij natuurlijk ook veel aandacht voor de preventieve gezondheidszorg van landbouwhuisdieren.”
Studenten leren de echte problematiek in de huidige dierhouderij kennen
Verschillende opvattingen
In het laatste fase van de coschappen passen studenten de verworven kennis en vaardigheden op praktijkniveau toe in de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk en tijdens het extern onderwijs. Kremer: “Los van het feit dat ik vind dat we het altijd beter kunnen doen, vind ik dat het programma een schitterende opbouw heeft. We werken toe naar een eindfase waarbij de student tijdens de externe stage, onder begeleiding van specifiek opgeleide dierenartsen, in een reële context aan het werk is.”
Op de vraag wat we als opleiding beter zouden kunnen doen is het antwoord van Kremer: “We mogen studenten nog meer blootstellen aan discussies met het werkveld en confronteren met verschillende opvattingen.” Dat geldt natuurlijk ook voor de faculteit zelf, die daartoe onder andere het debat over de Toekomst van de Veehouderij organiseert.
We leren studenten zelf na te denken over ethische dilemma's en zich een mening te vormen.
Een stevig fundament
Pas afgestudeerde dierenartsen krijgen te maken met ethische vraagstukken, bijvoorbeeld over antibioticagebruik in de veehouderij. Hoe bereid je studenten daarop voor? Van Nes: “Op terugkomdagen en in de klinieken praten we veelvuldig met studenten over dit soort kwesties. Ze vragen me dan weleens, wat zou jij doen? Maar daar gaat het niet om. We leren studenten zelf na te denken over dit soort ethische dilemma's en zich een eigen mening te vormen. Zo bereid je studenten voor op de praktijk.” Eenmaal aan het werk moet de pas afgestudeerde dierenarts kunnen inspelen op de veranderende eisen, bijvoorbeeld over antibioticagebruik, die de omgeving aan ze stelt. Van Nes: ”Studenten leren flexibel om te gaan met nieuwe ontwikkelingen. Tegelijkertijd mogen studenten vertrouwen op het stevige fundament van kennis en vaardigheden opgedaan tijdens de studie.”
Opleiding in het kort
De opleiding Diergeneeskunde bestaat uit een bachelor- en een masteropleiding.
Internationale erkenning
De opleiding Diergeneeskunde wordt erkend in alle Europese landen en, als een van de weinige Europese opleidingen, ook in de Verenigde Staten en Canada. Dit betekent dat afgestudeerde dierenartsen met hun diploma wereldwijd aan de slag kunnen. Diergeneeskunde bekleedt de vijfde plaats van de QS World ľϸӰ Rankings.