Investeren in jong talent
Professionele ontwikkeling voor beginnende dierenartsen
Jonge dierenartsen beginnen na een zware, veelomvattende studie met een rugzak vol kennis aan hun carrière in de praktijk. De overgang is vaak pittig. , country manager Anicura Nederland en , programmadirecteur van de IVC Evidensia Academy, vertellen hoe hun organisaties zich inzetten om jonge professionals een goede start te geven door te investeren in hun professionele ontwikkeling.
Om de overgang van studie naar werk te vergemakkelijken, bieden zowel Anicura als IVC Evidensia een Graduate Programma, een meerjarig opleidingstraject voor starters. Wenke van der Meijden: “Met het Graduate Programma willen we zorgen dat jonge dierenartsen zich veilig voelen en dat ze het zelfvertrouwen krijgen om aan de slag te gaan. We geven, in samenwerking met onze diplomates en universitaire docenten, klinische cursussen met praktische handvatten, zodat je voor tachtig procent van de gevallen in de spreekkamer weet wat je moet doen. Daarnaast ligt de nadruk ook op interpersoonlijke vaardigheden: hoe communiceer je met de klant, hoe geef je collega’s feedback, hoe stuur je een paraveterinair aan?”
We willen de focus verleggen van ‘hoeveel nascholingspunten moet je halen’ naar ‘waarin kun je je ontwikkelen om met vertrouwen je vak uit te oefenen’?
Duidelijke leerdoelen
Jonge professionals twijfelen nogal eens aan hun eigen kunnen en weten niet altijd goed wat er van ze verwacht wordt, aldus Robert Favier. Dat kan leiden tot stress en het ervaren van een hoge werkdruk. Met het concept van Entrusted Professional Activities (EPA’s) wil hij daar verandering in brengen. “EPA’s zijn een soort rijbewijs voor specifieke handelingen, zoals echografie bij de hond of kat. In de EPA staat welke klinische vaardigheden je moet beheersen, maar ook welke soft skills je nodig hebt. Dierenartsen evalueren zichzelf aan de hand van de criteria en geven aan in hoeverre zij zich competent voelen om de handelingen uit te voeren, met of zonder supervisie. Op die manier willen we de focus verleggen van ‘hoeveel nascholingspunten moet je halen’ naar ‘waarin kun je je ontwikkelen om met vertrouwen je vak uit te oefenen’?”
Spoedzorg onder druk
De vraag naar zorg neemt toe, ook buiten standaard werktijden. Het is een grote uitdaging om spoedzorg adequaat te bemensen. Favier: “Spoedzorg kan voor jonge dierenartsen heel spannend zijn. Je weet dat je nog niet alles in de vingers hebt, maar je moet het tóch doen. De stress die daarbij komt kijken, is een van de factoren die bijdraagt aan uitval in het vak. Door spoedzorg regionaal te concentreren in verwijsklinieken, zorgen we dat er altijd een ervaren dierenarts in de buurt is. Jonge dierenartsen werken dus zelfstandig, maar met rugdekking.
“Een andere manier om druk op spoedzorg te verlichten is volgens Favier het verruimen van het takenpakket van paraveterinairen. “Zij zouden een aantal taken kunnen overnemen die nu nog door de dierenarts moeten worden uitgevoerd. Dat vergt een aanpassing van de regelgeving, dus daar moeten we dan als sector voor lobbyen.”
Zeventig procent van al het leren gebeurt tijdens het werk
Tijd vinden voor leren
Niet elke praktijk beschikt over de middelen van grote ketens. Toch betekent dat volgens Van der Meijden niet dat er geen ruimte is voor professionele ontwikkeling: “Zeventig procent van al het leren gebeurt tijdens het werk, of het nu bij een grote organisatie is, of bij een onafhankelijke praktijk. Het gaat erom een ontwikkelgerichte cultuur te creëren, waarin het de norm is om elkaar feedback te geven, samen te leren van (bijna-)fouten, en met elkaar de focus te houden op continu verbeteren. In samenwerking met de faculteit en in afstemming met Platform Jonge Dierenartsen zijn we een mentorprogramma gestart. Doel is dat elk van onze klinieken tenminste één mentor heeft. Dat is van grote waarde voor starters, maar ook een prachtige ontwikkelkans voor meer ervaren dierenartsen die leren hoe ze iemand kunnen begeleiden.”
Van der Meijden vervolgt: “Je moet de tijd vinden om te leren, dat is misschien nog wel de grootste uitdaging. Ik zou zeggen: maak als onafhankelijke praktijk gebruik van wat de grote organisaties te bieden hebben. Bij veel van onze klinische avonden is iedereen welkom. Moedig jonge collega’s aan om daar nieuwe kennis op te halen, organiseer meeloopdagen, of een uitwisseling van personeel met andere klinieken. Ik ben ervan overtuigd dat hoe meer je mensen de kans geeft zich te ontwikkelen, hoe meer je ze motiveert en aan je bindt.”