‘Ik verwacht echt dat we betere therapieën vinden voor honden én mensen’
Samen werken aan nieuwe behandeling van lymfeklierkanker
Lymfeklierkanker komt veel voor bij honden, maar ook bij mensen. Patiënten worden behandeld met chemotherapie, maar vaak komt de kanker na verloop van tijd terug. Alain de Bruin, hoogleraar Pathobiologie bij Diergeneeskunde, en , internist-hematoloog en hoogleraar Hematologie bij het UMC Utrecht, willen samen een nieuwe therapie tegen lymfeklierkanker ontwikkelen. Het idee? Chemotherapie combineren met een veelgebruikt medicijn tegen borstkanker.
Lymfeklieren helpen bij onze afweer. Het zijn de klieren die opzwellen als ergens in het lichaam een infectie zit, bijvoorbeeld een keelontsteking. Het afweersysteem gaat de infectie dan te lijf en probeert de ontsteking de kop in te drukken. Dat gebeurt met behulp van witte bloedcellen, zogeheten B-lymfocyten en T-lymfocyten, die afsterven als hun ‘afweertaak’ erop zit.
Nooit op één plek
Maar soms gaat dit mis en veranderen lymfocyten in kankercellen. Dan ontstaat lymfeklierkanker. ‘Lymfeklierkanker is een kanker van cellen uit de lymfeklieren’, vertelt Monique Minnema, hoogleraar Hematologie bij het UMC Utrecht. ‘Door een of meerdere mutaties gaan B-cellen niet meer dood en vormt zich een vergroting van een lymfeklier. Dat voelen mensen als een niet-pijnlijke knobbel.’
Wat bijzonder is bij lymfeklierkanker, is dat het nooit op één plek zit. Minnema: ‘Onze afweercellen zijn getraind om door ons hele lichaam te gaan, van je teen tot je oor. Ze zwemmen continu door ons lichaam en gebruiken daarvoor de bloedbaan en ook het beenmerg. Lymfeklierkanker kan op meerdere plekken zitten, maar meestal in de lymfeklieren, het beenmerg, de lever en de milt. Over het algemeen vinden we het pas als het al op verschillende plekken zit. Het is een systeemziekte die we niet lokaal kunnen behandelen met radiotherapie of chirurgie, maar alleen met chemotherapie. Dat is de enige therapie die door het hele lichaam gaat.’

PET-CT-scan van een patiënt met lymfeklierkanker. Een PET CT scan maakt gebruik van het sterk verhoogde glucose metabolisme dat veel tumoren hebben. Door radioactief gelabeld glucose toe te dienen aan de patiënt worden tumoren zichtbaar. Op deze scan zie je rechts, in de hals en oksel van de patiënt vergrote lymfeklieren en onder het rechter sleutelbeen een grote tumor. De patiënt is inmiddels behandeld en genezen.
Vergelijkbaar met de mens
Ook bij honden komt lymfeklierkanker veel voor. Het is zelfs de meest voorkomende kankervorm bij de hond, ongeacht ras. ‘De aandoening is heel vergelijkbaar met de mens’, zegt Alain de Bruin, hoogleraar Pathobiologie bij de Universiteit Utrecht. ‘Ook bij de hond zien we een duidelijke zwelling van de lymfeklieren, vooral in de nek. Dat is bij mensen ook vaak het eerste dat we zien. Bij honden gebruiken we ook chemotherapie om deze ziekte te behandelen.’ Chemotherapie wordt zelden in dierenartspraktijken gegeven, maar gebeurt meestal in gespecialiseerde klinieken, zoals de in Utrecht. Daarom zien de veterinaire oncologen van de Universiteitskliniek, Maurice Zandvliet en Erik Teske, relatief vaak patiënten met lymfeklierkanker. Zij hebben een belangrijke rol in het onderzoeksteam voor kankertherapie.
Veel mensen overlijden aan kanker. Het geeft voldoening om iets te kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe therapieën tegen deze verschrikkelijke ziekte
Nieuwe therapie
Minnema en De Bruin slaan nu de handen ineen om een nieuwe therapie te ontwikkelen voor lymfeklierkanker. ‘Wij willen niet alleen basaal onderzoek doen, maar ook graag samen klinische studies opzetten’, zegt De Bruin. ‘Daarvoor hebben we een gezamenlijke aanvraag ingediend. Monique is in Utrecht een van de specialisten op dit gebied, daarom hebben we haar gevraagd om mee te doen met dit project. We willen eerst klinische studies opzetten bij de hond, en later ook bij de mens. De hond is een goed model voor de mens.’
‘Wat mij aansprak aan dit onderzoek, is of we kennis over lymfomen die op een natuurlijke manier zijn ontstaan bij de hond, kunnen vertalen naar de mens’, zegt Minnema. ‘Dat intrigeert mij enorm. Wij werken voornamelijk met cellijnen, maar de resultaten uit het laboratorium blijken zelden te werken bij de mens, daarvan ben ik ontzettend geschrokken. Dat noemen ze de Valley of Death. Omdat lymfeklierkankers bij honden en mensen veel op elkaar lijken, zie ik dit als opstap naar de mens. Hebben belangrijke ontdekkingen bij de hond een hogere slagingskans bij mensen? Dit is in mijn ogen echt een uniek project.’
Hond als (tussen)model
Het basale onderzoek bij Diergeneeskunde gebeurt met muismodellen, maar ook die werken vaak niet goed als model voor de mens. De Bruin: ‘Slechts vijf tot tien procent van de preklinische muismodellen is vertaalbaar naar de mens. Dat komt onder meer doordat onze muizen genetisch vrijwel identiek zijn. Ze leven in dezelfde omgeving, krijgen hetzelfde voer en dan vind je relatief makkelijk verschillen in een therapie. Maar ieder mens is verschillend, genetisch, qua voeding en omgeving. Dan pik je verschillen in therapieën moeilijker op. De hond is een mooi tussenmodel: ze krijgen dezelfde spontane ziekte, worden hetzelfde behandeld en leven in dezelfde omgeving als de mens. Verschillen bij de hond zijn waarschijnlijk beter vertaalbaar naar de mens, dat hebben Amerikaanse studies al gedeeltelijk laten zien. Ik ben echt hoopvol dat we betere therapieën kunnen ontwikkelen, zowel voor honden als voor mensen.’
Hoe ziet jullie nieuwe therapie eruit?
De Bruin: ‘We willen de standaardbehandeling bij lymfeklierkanker combineren met een medicijn dat het effect van de chemotherapie moet versterken. Chemotherapie veroorzaakt veel schade in het DNA van tumorcellen en daardoor gaan kankercellen dood. Dat gebeurt vooral in snel delende cellen. Kankercellen proberen deze schade zo snel mogelijk te repareren en worden vaak resistent tegen chemotherapie. Dit medicijn remt de reparatie van de DNA-schade in kankercellen, waardoor de DNA-schade zich ophoopt en kankercellen sneller doodgaan. Daardoor wordt de chemotherapie effectiever.’
Wat is dat voor medicijn?
‘Het gaat om een veelgebruikt middel tegen borstkanker, de cytokineremmer CDK 4/6. In combinatie met een andere therapie is dat redelijk succesvol. Wij willen CDK 4/6 nu ook bij lymfeklierkanker inzetten. Preklinische studies in cellen en muizen laten zien dat dit effectief is in combinatie met chemotherapie. Enerzijds om celgroei te remmen, maar ook om reparatie van DNA-schade te belemmeren. Nu willen wij de volgende stap maken.’
‘We starten met een kleine groep patiënten, zo’n twintig honden’, vervolgt De Bruin. ‘Als dat lukt, kunnen we een klinische studie bij de mens opzetten. Een voordeel is ook dat er geen proefdieren nodig zijn. We kunnen het direct bij honden in de kliniek uitproberen en die hebben er ook baat bij. Honden leven langer en hebben misschien minder chemotherapie nodig.’
Kan deze combinatie bij meerdere kankervormen werken?
‘Absoluut! Vooral omdat chemotherapie bij vele vormen van kanker wordt gegeven. Er zijn al meer dan honderd studies met CDK 4/6 bij verschillende kankers, maar nooit in de combinatie die wij hier willen proberen voor lymfeklierkanker. Dat is het unieke van ons project, zowel voor diergeneeskunde als humane geneeskunde.’
Ik heb echt moeten nadenken om in het kankeronderzoek te stappen, want dat is zwaar en emotioneel
Hoe hebben jullie elkaar gevonden?
‘Daarin heeft Inga Wolframm [red., hoofd Fondsenwerving en manager Vrienden Diergeneeskunde] een grote rol gespeeld’, antwoordt De Bruin. ‘Inga kwam op het idee om samenwerking met de humane geneeskunde te zoeken. Zij helpt ook bij het zoeken van financiers.’
Waar komt jullie fascinatie voor kanker vandaan?
‘Die is bij mij niet vanzelf gekomen’, zegt Minnema. ‘Ik ben gepromoveerd op bloedstolling en daarna internist en hematoloog geworden. Ik heb echt moeten nadenken om in het kankeronderzoek te stappen, want dat is zwaar en emotioneel. Maar ik ben uiteindelijk heel blij dat ik voor dit vak heb gekozen. Ik doe nu nog enkel kankeronderzoek.’
Minnema vindt het fascinerend dat er zoveel ontwikkelingen zijn in dit vakgebied. ‘Het is soms niet bij te houden hoeveel prachtige resultaten er zijn, dat is snoepen uit de snoepkast! Bovendien heb je intensief contact met de patiënt, het gáát echt ergens over. Patiënten zijn heel gemotiveerd voor een behandeling en sommigen ken ik al tien jaar. Je bouwt een intense relatie op, zij kennen mijn kinderen bij wijze van spreken bij naam. Ik kan iemand niet altijd in leven houden, maar we strijden er samen voor dat dit zo lang mogelijk lukt met een zo goed mogelijke kwaliteit van leven. Deze diepe essentie spreekt mij ontzettend aan.’
Ik kan iemand niet altijd in leven houden, maar we strijden er samen voor dat dit zo lang mogelijk lukt met een zo goed mogelijke kwaliteit van leven
Geldt dat ook voor jou Alain?
‘Ik heb altijd willen begrijpen hoe cellen zich delen, welke mechanismen zitten daarachter? Dat onderzoek doe ik samen met Bart Westendorp (celbioloog) en ons onderzoekteam. Bij kanker zien we vaak mutaties in eiwitten die een rol spelen bij celdeling, waardoor de cel ongecontroleerd gaat groeien. Waarom gebeurt dat? Veel patiënten worden behandeld met medicijnen, maar vaak komt de kanker terug. Waarom gaan sommige kankercellen dood tijdens de therapie, terwijl andere overleven? Hoe ontstaat resistentie? Dat willen we in kaart brengen. We willen de reparatiemechanismen van kankercellen remmen om de kankertherapie effectiever te maken.’
‘Eén op de drie mensen krijgt kanker en veel mensen overlijden daaraan’, vervolgt De Bruin. ‘Vrienden om je heen, je familie, kanker raakt iedereen. Het is maatschappelijk belangrijk dat we daar iets aan doen. Het geeft voldoening om via je werk iets te kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe therapieën tegen deze verschrikkelijke ziekte.’