“Huisdieren communiceren beter dan je denkt”

Huisdieren gebruiken veel signalen om te communiceren, maar je moet wel hun taal leren spreken, vertelt gedragsdeskundig dierenarts Marjan van Hagen. Ze doceert, adviseert en werkt in de Gedragskliniek.

Beeld: Unsplash

Je kunt veel te weten komen over een huisdier door goed naar het gedrag te kijken, zegt Van Hagen. “Een dier geeft signalen, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en geluiden om met je te communiceren.”

Kwispelende staart

“Uit lichaamstaal kun je veel opmaken. Een hond die het puntje van z’n tong in en uit zijn bek steekt, vindt de situatie spannend. Een hond die met z’n staart kwispelt, doet dat vaak uit opwinding, al wil dit niet altijd zeggen dat dit voortkomt uit blijdschap. Het is daarom belangrijk om signalen correct te interpreteren.” 

Begroeting of bedreiging

Naast lichaamstaal gebruiken dieren ook geluiden om te communiceren. “De toon en het ritme van blafgeluiden varieert. Sommige eigenaren herkennen wel acht blafjes van hun hond. Honden blaffen hoog voor een begroeting en kort en scherp wanneer ze opgewonden zijn. Bij een indringer blaffen ze diep en soms met een grom.” 

Sommige eigenaren herkennen wel acht blafjes van hun hond.

Een repertoire aan kattengeluiden

Ook katten geven met lichaamstaal en geluiden aan wat ze willen. “Katten hebben wel 21 verschillende geluiden in hun repertoire. In hun gezichtsuitdrukking en lichaamstaal zijn ze juist heel subtiel in het afgeven van signalen. Daardoor kun je die makkelijk missen. Bij katten moet je daarom extra alert zijn op gedragsveranderingen.”

Diepgewortelde behoeften

“Gedrag is complex en wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder erfelijke aanleg. Tussen rassen zijn er verschillen in temperament en vaardigheden. Dit heeft te maken met het doel waarvoor wij honden gefokt hebben, zoals hoeden, jagen en waken.  Onze honden hebben nog steeds een diepgewortelde behoefte om dit gedrag te uiten en in spannende situaties vallen ze hier vaak op terug. Daarnaast heeft elk dier een eigen persoonlijkheid. De één snelt op nieuwigheden af, een ander kijkt liever de kat uit boom. Het is belangrijk dat honden zelf keuzes kunnen maken. Bijvoorbeeld als er een hond nadert, dat jouw hond de kans heeft om te snuffelen, te spelen, er met een boog om heen te lopen of zich terug te trekken.” 

“Ook bij het ontwikkelen van gedragsproblemen blijkt erfelijkheid mee te spelen. Bij honden met een hoge werkdrift kan bijvoorbeeld onrustig gedrag ontstaan als hun dagelijkse beweging zich beperkt tot korte uitlaatsessies. Hetzelfde geldt voor katten met de behoefte om hun omgeving af te zoeken en te jagen. Als ze die niet kunnen vervullen, springen ze soms op hun eigenaar af, die dit als agressie ervaart.” 

Kijken naar het gedrag van dieren gaat nooit vervelen.

Dankbaar werk

In de Gedragskliniek is elke hulpvraag uniek. “Bij een gedragsprobleem brengen we alle factoren in kaart om tot een gedragsdiagnose te komen. Bijvoorbeeld erfelijke factoren, ervaringen in de vroege levensfase, opvoeding en leefomgeving. Ieder individu is weer interessant. We kunnen vaak iets betekenen voor de dieren en hun eigenaren. Ook al kunnen we het ongewenste gedrag niet altijd oplossen, we kunnen eigenaren wel uitleggen waarom hun dier dit gedrag vertoont en hoe ze hier zo goed mogelijk mee om kunnen  gaan. Samen kijken we naar aanpassingen in de leefomgeving , verzorging en training. Het is een bijzonder vakgebied en dankbaar werk.” 

Dit is een verhaal uit:

Vetscience nr. 14