Gebruik van proefdieren: wel of geen gouden standaard?
De toekomst van dierproeven aan de hand van vijf stellingen
Het gebruik van dierproeven levert een belangrijke bijdrage aan de vooruitgang in de geneeskunde en wetenschap in het algemeen. Maar mensen plaatsen de afgelopen jaren steeds meer vraagtekens bij proefdieronderzoek. De Europese Unie en Nederlandse overheid willen voorloper worden met proefdiervrije innovaties, maar hoe willen we dat bereiken? Wat zijn de kansen en uitdagingen voor de wetenschap? Hoe versnellen we de transitie? En wat betekent dit voor onderzoek naar betere behandelingen voor dieren? We schetsen de discussie aan de hand van vijf stellingen, verdedigd door vijf wetenschappers.
Proefdiervrije wetenschap is voorlopig een utopie
Waarom bent u voorstander van deze stelling?
‘Ik ben niet tegen de transitie en vind het alleen maar toe te juichen dat we zoeken naar proefdiervrije innovaties. Maar in mijn onderzoek zijn die innovaties nog verre van toereikend. Ik doe onderzoek naar het brein en er bestaat echt nog geen goed model voor het brein in zijn totaliteit. Simpelweg omdat we niet goed weten hoe het brein werkt. Organoïden en organen-op-een-chip komen in de verste verte niet in de buurt van hoe de hersenen functioneren. Het brein is een ontzettend complex systeem, met verschillende hersengebieden met elk een unieke functie, met daarin en een heel netwerk aan diverse celtypes die met elkaar, en met andere organen communiceren. Om te begrijpen hoe het grote geheel werkt en al die interacties te kunnen onderzoeken, heb je een compleet organisme nodig.’
Dierproeven worden vaak gezien als gouden standaard, maar voor veel onderzoeksvragen zijn muizen toch niet het perfecte model voor de mens?
‘Het is natuurlijk belangrijk dat je de vertaalslag naar de mens steeds blijft maken. Wij gebruiken muizen omdat ze verschillen van mensen, maar ook omdat ze er voldoende op lijken. Diermodellen zijn supernuttig, zolang je je de beperkingen ervan realiseert. Zelf doe ik onderzoek naar de reactie op angst en stress. Muizen bevriezen als ze iets engs meemaken. Mensen kunnen die reactie ook vertonen. Een muis is misschien niet het beste model, maar een cellijn in een petrischaaltje staat nog veel verder van de mens af.’
Proefdieren zijn verreweg het beste modelsysteem dat we hebben
‘Uiteindelijk kunnen we er als maatschappij voor kiezen om geen dierproeven te doen vanwege de intrinsieke waarde van het dier, maar dat heeft consequenties voor de voortgang van het onderzoek en de inzichten die we kunnen verkrijgen. Dat is de prijs die je dan betaalt. Ik denk echt dat het nog heel lang gaat duren voor we volledig proefdiervrij zijn. Proefdieren zijn verreweg het beste modelsysteem voor de mens dat we hebben.’
Nederland moet nog meer werk maken van de transitie naar proefdiervrije innovatie
Waarom bent u voorstander van deze stelling?
‘Het aantal dierproeven blijft de laatste jaren steken rond 500.000 per jaar. Dat vind ik jammer. Gebruik van dierproeven is te veel een automatisme. We moeten wetenschappers daarom extra motiveren om onderzoek te doen naar proefdiervrije innovaties en zo creatief mogelijk nieuwe ideeën te bedenken. Dan kunnen we sneller innoveren dan we nu doen.’
‘ZonMw heeft de afgelopen jaren ongelooflijk veel goede voorstellen gekregen voor onderzoek naar proefdiervrije innovaties, maar we moesten – vanwege gebrek aan financiering – een scherpe selectie maken. Het laat zien dat we veel creatieve mensen hebben met goede ideeën. Maar we moeten wel in hen investeren, zodat hun ideeën tot uiting komen. Vorige maand hebben we daarom een verkenning aangeboden aan Carola Schouten waarin we pleiten voor extra financiering voor onderzoek naar proefdiervrije innovaties. Dit deden we samen met het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid. Ons betoog: we moeten nu doorpakken. Met meer geld en inspanning kunnen we meer creatieve oplossingen vinden.’
Met meer geld en inspanning kunnen we meer creatieve oplossingen vinden
Sommige wetenschappers vinden dat goed dierproefonderzoek onmogelijk wordt gemaakt door de transitie.
‘Dat vind ik onterecht. Als ZonMw financieren we niet alleen innovaties, ook dierproefonderzoek. Het bestaat naast elkaar. We gooien het kind niet met het badwater weg.’
Een ander tegenargument is dat onderzoek zich gaat verplaatsen naar het buitenland.
‘Dat zou kunnen, maar ik verwacht geen massale uittocht van wetenschappelijk talent. We verbieden dierproeven niet zonder dat er een innovatie beschikbaar is. Bovendien moet de discussie ook internationaal gevoerd worden. Nederland kan geen koploper blijven, de landen om ons heen moeten mee in de transitie. Daarvoor werken we al samen.’
Dierproeven zouden niet verplicht moeten zijn
Waarom bent u voorstander van deze stelling?
‘Chemische stoffen en geneesmiddelen moeten veilig zijn voor de mens. De informatie die nodig is om de veiligheid voor de mens te beoordelen, is vastgelegd in richtlijnen. Maar de manier waarop deze informatie moet worden verkregen – met dierproeven of proefdiervrij – moet juist niét worden vastgelegd. Daarom ben ik het eens met de stelling. De gegevens voor de veiligheidsbeoordeling hoeven niet per definitie uit dierproeven te komen. Om de veiligheid voor de mens te beoordelen, willen we ons het liefst baseren op de biologie en fysiologie van de mens – niet op die van het proefdier.’
Als we deze wet- en regelgeving afschaffen, komt de veiligheid dan niet in het geding?
‘Veiligheid komt eerst, en dan op een proefdiervrije manier bereikt. Het is zelfs zo dat in wettelijke kaders dierproeven worden gezien als ‘last resort’. De Europese Unie wil heel graag dierproeven voor de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen en geneesmiddelen verminderen. In bijna alle wettelijke kaders, bijvoorbeeld voor industriële chemicaliën of gewasbeschermingsmiddelen, staat dat dierproeven alleen moeten worden gebruikt als er geen andere mogelijkheid is om die informatie te verkrijgen.’
Gegevens voor de veiligheidsbeoordeling hoeven niet per definitie uit dierproeven te komen
Waarom gebruiken onderzoekers dan nog regelmatig dierproeven?
‘Het probleem is dat voor simpele onderdelen van zo’n veiligheidsbeoordeling, zoals huidirritatie, proefdiervrije innovaties beschikbaar zijn, maar voor meer complexe onderdelen zijn die er nog niet. Er zijn dus nieuwe innovaties nodig. Dat gaan we in het consortium Virtual Human Platform for Safety Assessment doen. Belangrijk is niet dat we zoveel mogelijk proefdiervrije innovaties ontwikkelen, maar dat die innovaties ook toepasbaar zijn om de veiligheid te beoordelen. Dat vereist samenwerking tussen alle partijen: de beoordelaars, ontwikkelaars in de academie én de industrie. Die moeten het eens worden, ook over de besluiten die genomen moeten worden op basis van de resultaten, zodat we met z’n allen voldoende vertrouwen hebben dat het ook echt veilig is. Dat is nog een lange weg te gaan.’
De praktijk van dierproeven is een zichzelf in stand houdend systeem
Waarom bent u voorstander van deze stelling?
‘Er zit een interne dwang in het wetenschappelijk systeem. We doen onderzoek met een bepaald diermodel en denken dat we dat dan weer moeten gebruiken. Mensen staan op elkaars schouders, dat belemmert de alternatieven. Met dierproeven meet je andere dingen dan met proefdiervrije innovaties. Maar zolang we dieren kunnen doden om hun organen te bekijken, hoef je niet na te denken over andere methodes. Niet uit gemakzucht, maar zo’n systeem krijgt zijn eigen dynamiek en rechtvaardigheid. Het is heel moeilijk om daaruit te stappen.’
We doen dierproeven toch alleen als het de beste manier is om dat onderzoek te doen?
‘Wat de beste manier is, wordt gedicteerd door wat we gewend zijn, de hele infrastructuur is daarop gericht. De druk om te publiceren is zo groot dat onderzoekers het zich niet kunnen permitteren om na te denken over proefdiervrije innovaties. Maar veel dierproeven zijn slecht vertaalbaar naar de menselijke patiënt. Niet elke muis is gelijk, niet elke labmuis en niet ieder mens. We voeren dieronderzoek ook vaak slordig uit, bijvoorbeeld zonder blindering, terwijl dat wel relevant is. En mag je dieren überhaupt wel zo instrumenteel gebruiken? Wetenschap is een bedrijf geworden, daardoor halen we niet eruit wat erin zit. Er bestaat inmiddels een hele industrie rondom proefdieren, dat maakt het nog lastiger.’
Zolang je dieren kunt doden om in hun organen te kijken, hoef je niet na te denken over andere methodes
‘Maar er is een kanteling gaande, een paradigmaswitch. In de dierexperimentencommissies zegt men: nu is het genoeg. Ook onderzoekers zeggen dat steeds vaker. We zouden veel meer gebruik moeten maken van big data en alle kennis die er al is over patiënten. De patiënt moet weer terug als gouden standaard, niet het proefdier.’
Dierproeven voor onderzoek en onderwijs voor diergezondheid blijven noodzakelijk
Waarom bent u voorstander van deze stelling?
‘Waarschijnlijk weten maar weinig mensen dat ongeveer een kwart van alle dierproeven wordt gedaan voor diergeneeskundig onderwijs of onderzoek voor diergezondheid. Als we bij de faculteit Diergeneeskunde goed onderwijs willen geven, moeten we studenten ervaring laten opdoen met dieren. Bij Geneeskunde oefenen studenten in veel gevallen op elkaar, binnen Diergeneeskunde oefenen studenten op een hond, paard of koe. Toekomstige dierenartsen moeten praktijkervaring opdoen. Niet alleen dieren bekijken, maar ook vasthouden, handelingen verrichten en voelen hoe dieren daarop reageren. Dat valt vaak onder dierproeven. Natuurlijk moeten we streven naar het verminderen, verfijnen en vervangen van proefdiergebruik en zoeken naar innovaties, maar ervaring opdoen met echte dieren blijft altijd nodig. Bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een keizersnede.’
‘Ook voor onderzoek met als doel om dieren in de toekomst een beter leven te geven, blijven dierproeven nodig. Het is niet mogelijk om alle dierproeven te vervangen door bijvoorbeeld computermodellen, in-vitro modellen of virtual reality. Een voorbeeld is gedragsonderzoek. Daarvoor moeten onderzoekers dieren bestuderen in hun omgeving. Of neem onderzoek naar geneesmiddelen of voeding voor dieren. Daarvoor hebben ze het dier in zijn geheel nodig om interacties van de verschillende organen en functies te kunnen onderzoeken. Het is te vergelijken met clinical trials bij mensen, maar dan bij dieren. Alleen valt het hier onder dierproeven.’
Uiteindelijk verbeteren deze dierproeven de gezondheid en het welzijn van dieren
Clinical trials doen we niet bij mensen als ze gevaarlijk of mogelijk dodelijk zijn.
‘Dat klopt, maar alles wat meer ongerief oplevert dan het zorgvuldig inbrengen van een naald, is al een dierproef. Bijvoorbeeld drie keer bloed afnemen. Daarvan moet je nut en noodzaak altijd zorgvuldig afwegen, maar de belasting voor het dier is niet enorm. Slechts een klein deel van het onderzoek voor diergezondheid zijn proeven met meer dan matig ongerief. Bovendien is het doel om de gezondheid en het welzijn van dieren te verbeteren.’