De stille onderwijsrevolutie

Niels Bovenschen college
Docent Niels Bovenschen tijdens het college waar oud-student Wouter vertelt over zijn erfelijke hartspierziekte.

Stakende docenten en lerarentekorten roepen de vraag op: geven we onderwijs in onze samenleving wel de waardering die het verdient? Ook op de universiteit is die vraag heel actueel. Van oudsher werd je prof vanwege je onderzoekspublicaties en de subsidies die je binnenhaalde. Onderwijs deed je erbij. Dat is niet meer zo. Aandacht voor onderwijs verovert gestaag de academische wereld, met de Universiteit Utrecht in de voorhoede. Het besef dringt door dat een universiteit misschien wel de allergrootste bijdrage levert aan een betere wereld door de studenten die ze aflevert. Maar de strijd is nog niet gestreden. “Toen ik senior fellow werd, zeiden collega’s: ‘Pas op dat zo’n onderwijsprofiel niet aan je gaat kleven’. Ja hoor eens. Dat wíl ik juist.”

Het is doodstil in de collegezaal. Derdejaars studenten Biomedische Wetenschappen luisteren naar Wouter. Tien jaar geleden zat Wouter als student zelf in de collegebanken. Tot hij tijdens het hockeyen plotsklaps een hartstilstand kreeg. Godzijdank kon hij gereanimeerd worden. Hij kreeg de diagnose PLN, een erfelijke hartspierziekte. Nu heeft hij een steunhart, een mechanische pomp die de functie van zijn linker hartkamer ondersteunt, en wacht hij op een donorhart.

Ik laat mijn studenten werken aan echte vraagstukken van echte mensen

Niels Bovenschen
Docent van het Jaar 2019 aan de UU
Gery Nijenhuis en Koen van Houten

Het verhaal van Wouter maakt indruk. En dat is precies de bedoeling, zegt docent Niels Bovenschen, die Wouter heeft uitgenodigd. “Ik laat mijn studenten werken aan echte vraagstukken van echte mensen. De studenten krijgen alle informatie die we hebben over de patiënt, en gaan dan in zestien groepen onderzoeksvoorstellen uitwerken. Het beste voorstel wordt later dit jaar, in een andere cursus, door collega-studenten in het lab daadwerkelijk uitgevoerd. De resultaten van dit soort challenge-based education zijn verbluffend. De studenten raken enorm gemotiveerd. En ze kwamen met ideeën waarvan alle artsen en onderzoekers enorm onder de indruk waren.”

Kruisbestuiving

Volgens Bovenschen ontstaat in dit type onderwijs de perfecte kruisbestuiving van onderwijs en onderzoek met een sterke link naar de samenleving. “Er wordt nieuw onderzoek gedaan waarbij de frisse blik van studenten ingebracht wordt, het is goed voor de patiënt én het onderwijs verbetert.” Dat laatste weet Bovenschen omdat hij ook het didactisch effect van zijn lesmethode onderzoekt. “Ik ben senior fellow”, legt hij uit. Dat is een career-track, dat voorsorteert op een hoogleraarschap met een accent op onderwijs. De Universiteit Utrecht is de eerste universiteit die dit ingevoerd heeft.” Concreet betekent het dat Bovenschen twee dagen in de week tijd krijgt om aan onderwijsinnovatie te werken en zich verder te verdiepen in onderwijskunde.

“Ik vind dat schitterend! Want dan ga je dus je onderzoekende geest richten op het onderwijs zélf. Ik kom uit het biomedische onderzoek, waar je werkt in een nat lab met celkweken, eiwitten en DNA. Ik heb altijd veel gehad met zowel onderwijs als onderzoek, maar niet met onderzoek naar onderwijs. Je werkt met statistiek, maar ook met focusgroepen, vragenlijsten, quotes. Dat is heel andere koek. In begin was ik sceptisch, was dit wel écht onderzoek? Maar ik ben helemaal om.” En dat is te merken. Hij publiceerde over zijn onderwijsconcept in Nature Biotechnology, en werd door zijn studenten genomineerd als Docent van het Jaar van de Universiteit Utrecht. Een titel die hij in maart 2019 daadwerkelijk in de wacht sleepte.

Gery Nijenhuis en Koen van Houten
Docent Gery Nijenhuis, sociale geografie en planologie, is door haar studenten, waaronder Koen van Houten, voorgedragen voor de titel Docent van het Jaar. Ze was een van de vier genomineerden. De titel werd gewonnen door Gerda Andringa.

Balans

De Universiteit Utrecht is een pionier op het terrein van onderwijsinnovatie. Begin jaren negentig begon ze als een van de eerste universiteiten serieus in haar docenten te investeren. Daar was ook alle aanleiding toe: de balans tussen onderwijs en onderzoek was zoekgeraakt. Sinds de jaren zeventig nam overal het belang van universitair onderzoek toe, mede gestuurd door overheidsbeleid. Tegelijkertijd massificeerde het onderwijs. Het leidde tot matige studentenbeoordelingen, kritische onderwijsvisitaties en een groep ontevreden docenten. Werk aan de winkel dus.

Onderwijs is een teamsport

Om het tij te keren, introduceerde de universiteit in 1995 als eerste universiteit in Nederland de ‘basiskwalificatie onderwijs’ en de ‘seniorkwalificatie onderwijs’ met meetbare kwaliteitseisen. Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar tot dat moment was voor een vaste aanstelling alleen een basiskwalificatie onderzoek (de promotie) nodig.

Ook werden docentprijzen geïntroduceerd en in 1999 startte het Centre of Excellence in ľϸӰ Teaching. Dat werd een kweekvijver voor onderwijstalent. De introductie van het bachelor-mastermodel in 2001 werd aangegrepen om een typisch Utrechts onderwijsmodel te ontwerpen, gebaseerd op kleinschaligheid en persoonlijk, activerend onderwijs. Om balans in carrièremogelijkheden aan te brengen werd in 2004 het hooglerarenbeleid aangepast: het werd voortaan mogelijk om hoogleraar te worden met het accent op onderwijs in plaats van onderzoek, waarbij uiteraard elke hoogleraar zowel in het onderzoek als in het onderwijs actief is. Later volgden een career-track dat erop voorsorteert, een platform voor docenten om kennis en ervaringen uit te wisselen (TAUU) en een subsidieprogramma van twee miljoen per jaar voor onderwijsinnovatie. Sinds 2017 is alle kennis en kunde van en voor docenten ondergebracht in één centrum: het Centre voor Academic Teaching (CAT) met Manon Kluijtmans als directeur en vice rector onderwijs.

Kluijtmans: “We werken aan een cultuuromslag, waarin onderwijs de erkenning en waardering krijgt die het verdient. Onderwijs dat wordt gedragen en ontwikkeld door onze academici, in nauwe samenwerking met studenten, collega’s van verschillende disciplines, werkveld, ondersteunende staf en onderwijsexperts, want onderwijs is een teamsport.”

Docenten blijven altijd eigenaar van hun eigen onderwijs

Mabelle Hernández
Programmamanager bij Educate-it

Veranderbereidheid

“Onderwijsvernieuwing moeten we niet proberen van bovenaf op te leggen. Dat werkt averechts” zegt Mabelle Hernández. Zij is programmamanager van Educate-it, een programma dat sinds 2014 docenten ondersteunt in het gebruik van IT-tools en bij het (her)ontwerpen van hun onderwijs naar een blended learning-vorm. “We hebben gebruik gemaakt van kennis van onze collega’s bij Organisatiekunde. Uit longitudinaal onderzoek dat zij in opdracht van Educate-it doen naar veranderbereidheid van docenten is gebleken dat gevoelde autonomie een belangrijke verklarende factor is. Docenten blijven te allen tijde eigenaar van hun eigen onderwijs. En dat werkt!”

Educate-it werkt met het innovatiemodel van Rogers. “Eerst hebben we ons gericht op de innovators en early adopters, die vinden vernieuwing gewoon gaaf en hebben ruimte nodig om te experimenteren.” Alle onderwijsinnovaties die plaatsvinden worden door Educate-it onderzocht op de meerwaarde voor de kwaliteit van het onderwijs. Bewezen effectieve onderwijstools worden UU-breed aangeboden. “Daarna volgen de early en late majority. Hen laten we zien dat het werkt en vooral: dat het geen gedoe is. Docenten worden vooral geïnspireerd door ervaringen van collega-docenten. Nu gaat het hard. Neem digitaal toetsen. Vijf jaar geleden was er veel onbekendheid over digitaal toetsen en was er weerstand. Afgelopen jaar werd al ruim 60% van de toetsen digitaal afgenomen.”

Trots

“Ik vind het heel belangrijk dat de UU onderwijs in het spotlicht zet”, zegt Leoniek Wijngaards-de Meij, “want dat is niet vanzelfsprekend.” Wijngaards-de Meij komt uit de tweede lichting senior fellows en is sinds augustus 2019 hoogleraar met accent op onderwijs én vice-decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen. “Ik herinner me dat ik bij UCL in Londen was. Een collega zei daar tegen me: “Als je hier een docentprijs krijgt, is dat de kiss of death voor je carrière. Dan denkt iedereen: die zal wel je wel niet goed zijn in onderzoek.’ Dát is de academische wereld waarin wij leven.”

Soms is het vrij onzichtbaar, volgens Wijngaards-de Meij. Maar dan uit het zich er bijvoorbeeld in dat mensen die zich profileren met onderwijs als puntje bij paaltje komt naast de UHD-plek grijpen. Ze is er “super trots” op dat de Universiteit Utrecht dit probeert te veranderen. “Maar”, voegt ze er gelijk aan toe, “het is niet zo dat onderwijs en onderzoek hier gelijk gewaardeerd worden. Er is nog heel veel te doen. Waar ik dat aan merk? Nou, toen ik senior fellow werd, waren veel collega’s enthousiast, maar spraken hoogleraren van verschillende faculteiten me aan. Of ik het wel zeker wist. Ik was immers ook goed genoeg om het via de gewone weg te redden en hoogleraar te worden. Iemand zei: ‘Gefeliciteerd, maar pas wel op dat zo’n onderwijsprofiel niet aan je gaat kleven.’ Ja hoor eens, dat wíl ik juist!”

“We moeten vol gaan voor vervlechting en gelijkwaardigheid van onderwijs en onderzoek. Als we dat goed doen helpen we de wetenschap echt vooruit én leiden we toekomstige generaties optimaal op voor hun rol in de samenleving. Onderwijs is, samen met onderzoek, de kern van onze identiteit als universiteit. Bovendien is  goed lesgeven uitdagend en geeft het veel voldoening. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat mensen je met de beste bedoelingen waarschuwen voor een onderwijsprofiel. Dat moeten we samen zien te kantelen, en dit past ook goed in de internationale discussie over erkennen en waarderen binnen universiteiten. Ik ben graag met de UU een voorloper hierin!”

Dit verhaal komt uit alumnimagazine Illuster.