Bestuursvoorzitter Prof. Dr. Anton Pijpers neemt afscheid van de Universiteit Utrecht
Door de ramen van het bestuursgebouw op de 5de verdieping is het uitzicht wijds. In de verte rijst de Domtoren boven de stad uit, terwijl beneden op het Science Park het academisch jaar aan het opstarten is. Hier, op vertrouwde grond, spreken we met prof. dr. Anton Pijpers, sinds 2017 voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht. Aan de vooravond van zijn vertrek blikken we met hem terug. Dat doen aan we aan de hand van eerdere uitspraken die hij in Illuster deed.
Bij uw aantreden in 2017 noemde u zichzelf ‘een gelukkig en bevoorrecht mens’ omdat u leiding mocht geven aan de UU. Is dat gevoel gebleven?
“Zeker. Als ik tijdens de introweken over het Science Park fiets en ik zie groepjes eerstejaars met hun nieuwsgierige blik, dan voel ik dat nog steeds. Of wanneer ik met een hoogleraar in gesprek ga over onderzoek, of bij de opening van het academisch jaar. Dat zijn momenten waarop ik echt denk: wat bijzonder dat ik hier richting aan mag geven, samen met vele anderen natuurlijk.”
In uw eerste interview met Illuster zei u: ‘Ik ben groot geworden bij en door de Universiteit Utrecht.’ Heeft de UU u gevormd?
“Natuurlijk, dat kan niet anders. In 1976 begon ik als student diergeneeskunde en een groot deel van mijn werkzame leven heeft zich hier afgespeeld. Daar heb ik bewust voor gekozen. De UU is een fijne werkomgeving. Dat zit voor mij in de manier waarop we samenwerken, en in het gevoel dat we een betrokken academische gemeenschap vormen.”
Gaat u het missen?
“Die vraag kreeg ik ook toen ik stopte als praktijkhoudend dierenarts. Als ik daaraan terugdenk, ruik ik nog het vers gemaaide gras wanneer we in het voorjaar door de weilanden reden op weg naar een verlossing. Dat was een mooie tijd. Zo is het - denk ik - nu ook met het voorzitterschap: een mooie tijd om later op terug te kijken.”
In 2017 zei u dat u als vicevoorzitter al mee besloot, maar dat u ‘als voorzitter écht aan het roer staat’. Wat betekende die verschuiving voor u?
“Als voorzitter zijn er andere zaken die je in de gaten moet houden. Komt iedereen bijvoorbeeld aan het woord? Ik draag zorg voor het hele bestuur, de algemene gang van zaken en voor de communicatie naar buiten toe. Natuurlijk is mijn rol als voorzitter anders, maar we zijn een heel collegiaal bestuur. Ik probeer het in het bestuur nooit tot een stemming te laten komen, maar met een onderbouwde discussie samen tot één besluit te komen.”
Is er dan nog ruimte voor twijfel?
“Reflectie en twijfel zijn het wezen van de academie. Ik ben zelf ook onderzoeker geweest en heb promovendi begeleid. Dan weet je: elk antwoord roept nieuwe vragen op. Als bestuurders zelf niet meer reflecteren, dan gaat er iets niet goed. Je kunt niet eindeloos blijven discussiëren, er moet ook iets gebeuren, maar dat betekent niet dat je stopt met kritische vragen stellen.
Ik zit hier op de 5de verdieping van het bestuursgebouw. Dan is het aan mij de taak om mensen om me heen te organiseren die zeggen ‘goh, is dat wel verstandig?’ Gelukkig is ook de medezeggenschapsraad heel kritisch. En ik krijg het thuis van mijn vrouw en kinderen ook te horen als ik iets geks zeg, dat is belangrijk.”
Toch zijn er groepen, bijvoorbeeld in discussies over fossiele brandstoffen of Palestina, die zich niet gehoord voelen. Hoe gaat u daarmee om?
“Dat zijn complexe kwesties. In zo’n grote gemeenschap lopen de meningen soms sterk uiteen. Ik zie de universiteit niet als een tanker die je langzaam bijstuurt, maar als een armada, een vloot van kleine bootjes die samen moeten navigeren. Als bestuur probeer je al die bootjes mee te krijgen, door meningen op te halen en tot een gewogen besluit te komen.”
“Soms moet je terugkomen op een besluit, of het opnieuw tegen het licht houden. Het gaat er niet om dat iedereen het met elkaar eens is, dat lukt met 40.000 studenten en ruim 8.000 medewerkers nooit. Maar wel dat iedereen begrijpt wáárom er bepaalde keuzes zijn gemaakt. We nodigen petitieschrijvers graag uit voor gesprek. Als je elkaar in de ogen kunt kijken en zaken respectvol kan bespreken, dan gebeuren er minder gekke dingen. We luisteren niet alleen naar de uitersten, maar ook naar de brede middengroep die zich vaak stiller houdt.”
U vroeg zich in 2017 af: ‘hoe ziet het universitaire landschap eruit in 2025?’ Wat is uw antwoord, nu we daar zijn aangekomen?
“De afgelopen jaren zijn universiteiten sterk gegroeid, er is veel bereikt op het gebied van internationalisering en digitalisering. Open Science is belangrijker geworden. We zijn ons meer gaan verbinden met de maatschappij. Niet alleen maar bezig zijn met ‘hoe hoog staan we in de rankings’, hoewel de kwaliteit van onderzoek nog altijd heel belangrijk is. We kijken ook naar wat we concreet bijdragen. Bijvoorbeeld met projecten in Utrechtse wijken, samen met mbo-, hbo- en wo-studenten. Dat soort initiatieven haalt ons uit de bubbel.”
In uw eerste Illuster-interview als voorzitter gaf u aan meer te willen investeren in alumni. Is dat gelukt?
“Wat mij betreft wel. De band met alumni is duidelijk sterker geworden. Betrokken alumni zijn van groot belang voor de universiteit: ze delen kennis, vormen een waardevol netwerk en creëren bijvoorbeeld stageplekken voor studenten. Velen geven aan dat ze zich blijven willen ontwikkelen en het vervolgonderwijs het liefst bij hun alma mater willen volgen. Daarom investeren we in onderwijs voor professionals (OVP).”
“Veel alumni zijn ook betrokken via het Utrechts Universiteitsfonds. Dat zijn mensen die zich actief verbonden voelen met onze studenten, ons onderzoek en de projecten van de UU. We hebben meer dan 200.000 levende alumni. Goed contact met hen is voor ons echt de kers op de taart. Ik hoop dat zij trots zijn op datgene wat ze hier gedaan hebben, op wat ze bijdragen en alles wat ze nog gaan doen bij de UU. Dat ze zich verbonden voelen en blijven voelen. Ik hoop dat alumni belangrijk blijven in dat wat de UU zo mooi maakt: verbinding en samenwerking.”
Tekst: Pien Mulder